Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/449

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

beroemdsten historieschrijver eene macht van populariteit vooruit.

Maar… burgemeester van Beuningen (ditmaal Koenraad, niet Geurt Dirksz.) is intusschen binnengekomen en groet zijne bezoekster met welwillende hoflelijkheid, terwijl hij zegt:

»Wees ons hartelijk welgekomen, mij en mijne stad, geesten kunstrijke juffrouw! Niets verblijdt mij zoozeer dan u van aangezicht te mogen kennen, die mij sinds zoolang door geruchte en faam bekend en geliefd was."

»Och, dit oudsch en vervallen wezen is zoo vriendelijk eene aandacht niet waard; en ware 't in jonkheids schoonsten bloei, dan nog zou 't nietwes zeggen; alleen moge uwe goedgunstigheid mijwaarts geen kwalijken keer nemen, zoo ge de oorzake mijner komst in Amsterdam verstaan hebt."

»Welke ook de oorzaak dier komst moge zijn, wij zullen haar altijd danken het bezoek, en zij dan ook maar tijdelijk het verblijf van joffrouw Anna-Maria van Schurman, eene paarle, wier herkomst en bezit men te Utrecht grootelijks benijdt. Toch is de oorzaak, die u derwaarts voert, geen geheim, onderstelle ik?"

»Gansch niet; 't is bekommerdheid over het welvaren en de opname mijner vrienden en zeer waarde broederen in Christus, die mij herwaarts voert, mitsgaders de hope op een vreugdig wederzien."

»Uwe broederen, mejuffrouw? Ik achte, gij hoort nog tot de publieke kerk… tot de ware Gereformeerde religie?"

»In zoover de Gereformeerde religie waarlijk de Evangelisch Christelijke mag zijn, ja heer, zoo hoore ik daartoe… dan… niet wetende uw oordeel en gezindheid daarover, niet willende in strijd komen op dit punt, moet ik u dit zeggen: als mijne broeders en zusters heb ik onderkend, en erkenne ik die leden uit de gemeente van Zeeland, die om religions-zake uit deze hunne provincie zwerven als ballingen, en zich hier tot Amsterdam hebben begeven, in hope er voorshands veiligheid en schuilplaats te vinden."

»O! gij bedoelt die luiden, die hierheen zijn gekomen onder geleide van Dr, de Labadie…"

»Die bedoelde ik… Maar eilieve, heer burgemeester, gij ontstelt mij. Wordt de eerwaarde de Labadie alleen als hun leidsman en leeraar genoemd, en verzellen hem ook niet anderen?…" vroeg Anna, met onrust.