Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/469

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van de eene schuilplaats naar de andere. Bij geloofsgenooten in te keeren, ware hem al te onveilig — het allereerst toch zou men hem bij Doops- of Hervormingsgezinden hebben gezocht; gesteld dat dezen voor hun zelven eenige veiligheid aan huis en haard ware gebleven; — om werkelijk verborgen te zijn, moest hij verblijf nemen bij Roomsch-Katholieken, die als zoodanig ter goeder naam en faam stonden en onverdacht waren; dus eenigszins verzekerd tegen huiszoeking. Waaraan zulke Katholieke Christenen zich blootstelden van de zijde der onchristelijk-Roomsche overheid, kan men beoordeelen uit de strengheid der Dordtsche keuren bij klokkeslag afgekondigd, waarin tegen het herbergen van Anabaptisten en andere sectarissen wordt gewaarschuwd: »en een iegelijk die dezelve gehuist oft gehooft, oft dair of weten ’oft eenigzins van deze gehoort hebben, dat zij dat van stonden aan den Schout en den Burgemeester aanbrengen. Want indien yemant naermaels dair of bedragen, oft bevonden worde geweten te hebben, en ’t selve rechtewaerts niet an en brochte, dat zouden die Goede Luden (NB I) an hem zoo zwairlick corrigeren als principael, ende oft hij zelf een Anabaptist ware aan hair lijf ende goet ten exemple van alle anderen."

Dat zulke plakkaten uitgevoerd werden was maar al te zeker; de exempelen, die er gesteld werden op dit punt, waren velen. Mr. Lothrop-Motley haalt er een aan, dat te Utrecht gegeven werd, in 1568, aan eene vrouw van aanzien en vermogen, die vier en tachtig jaar was en Roomsch-Katholiek. Zij, of eigenlijk een bloedverwant, die bij haar inwoonde, had één nacht huisvesting gegeven aan den reformatie-prediker Jan Arendz. — en zij moest deze onwillekeurige misdaad boeten met haar leven. Zij werd op het schavot in een stoel gebonden — en onthoofd.

Uit dit ééne voorbeeld kan men zien, welke plakkaten er werden gemaakt in de 16e eeuw, en op welke wijze zij werden gehandhaafd door eene Roomsch-Katholieke regeering tegen Roomsch-Katholieke onderdanen, — een liefhebber van oudheden als de Heer Paulus Foreestier [1] zal ze kennen en verschoont mij zeker van de moeite om ze allen op te sommen van gelijken geest en scherpheid,

  1. Paulus Foreestier in de aanteekeningen van zijn verhaal Op het Hof, in den Volks-Almanak voor Nederlandsche Roomsch-Katholieken voor ’t jaar 1857, onder de Redactie van den Heer Alberdingk Thijm.