Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/49

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

voorzien. De eerste onlusten in Vlaanderen zijn aangekomen om ’t Spaansche krijgsvolk, dat men hier niet wilde dulden, op zulke wijze, dat de Koning aan den drang der noodzakelijkheid heeft moeten toegeven, en ze heeft teruggeroepen, zooals U we Excellentie bekend zal zijn; dat is nog geen volle zeven jaar geleden en — daar hebben wij ze nu weer!”

»Het is maar al te waar, dat de Koning aan die noodwendigheid heeft moeten toegeven, tot verkleining van zijn gezag; maar dat is juist geschied omdat er te weinig troepen waren. Nu is er gezorgd voor een toereikende legermacht opdat ’s Konings gezag van die grieve gewroken worde — en hierna nimmermeer schade lijde! Voorts verzeker ik u, Mevrouwe, dat er alle maatregelen zullen genomen worden, die strekken kunnen om de gevreesde stormen, zoo zij opsteken, te doen bedaren en des Konings landen voor schipbreuk te behoeden.”

»Uitnemend, Mijnheer de Hertog, en, naar ik onderstel, zult Gij het zijn, die hier al zulke maatregelen zult verordenen! Maart daar Uwe Excellentie verzuimd heeft mij uwe geloofsbrieven en den lastbrief des Konings over te leggen, aleer zij tot mij kwam, ben ik volstrekt onbekend met de mate van gezag, die het den Koning behaagd heeft, U toe te vertrouwen, en bijgevolg, niet overtuigd van Uwe bevoegdheid om diergelijke orders uit te vaardigen.”

»Uwe Hoogheid zal wel begrijpen, dat ik zoodanige kostbare documenten niet bij mij drage op de reize; in mijne haast om Uwe Doorluchtigheid te begroeten ben ik niet afgestapt dan voor haar paleis… maar ik zal niet verzuimen mijne commissie en het schrijven van Zijne Majesteit aan Uwe Hoogheid ter inzage over te leggen, zoo haast ik die zal hebben uitgepakt.”

»Gij kunt mij toch voorloopig wel den inhoud van die kostbare documenten mededeelen: de Staatsraad heeft er mij reeds een verwijt van gemaakt dat ik er in toestemde U te ontvangen, zonder dien te kennen.”

»Dien inhoud kenne ik, Mevrouwe, dat is waar, doch alleen in ’t algemeene en volstrekt niet woordelijk; en daar ’t hier juist op de letter aankomt, zou ik niet gaarne door eene vergissing in de termen oorzaak willen zijn, dat de uitdrukking van des Konings wil onjuist of met onbestemdheid werd opgevat. Uwe Hoogheid veroorlove mij dus, hierover absoluut te zwijgen, terwijl ik beloof