Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/70

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Terwijl men in den raad wikte en woog — daar tegelijk een trompetter van Noircarmes de stad kwam opeischen — was de burgerij in de hevigste spanning; het volk joelde op de straten en de partijen stonden zoo scherp tegen elkander over, dat het niet bij kreten en woorden bleef; er werd zelfs een pistoolschot gelost, dat hopman Mostert in het been trof. De partij, die voor handelen was, drong in dichte drommen naar het stadhuis toe, en dreigde de raadzaal binnen te stormen om te weten wat er beslist zou worden. De rust en de tijd tot kalme raadpleging was voorbij; men moest nu besluiten en in ’t kort zeggen: »af, of aan," zooals hopman Ruickhaver met krijgsmans lakonisme verlangde. Toen rees de burgemeester Floris van Teylingen van zijn voorzittersstoel op, en de verantwoordelijkheid op zich nemende van een besluit dat voor allen moest gelden, sprak hij met vastheid en mannenmoed: »ik wil bij den Prins en de burgers leven en sterven!" De teerling was geworpen — de weifelaars en de blooden hadden wil noch moed om het besluit der kloekheid tegen te staan. Van Teylingen trok met Ruickhaver onder ’t gejuich des volks, dat steeds hem volgt wie weet te handelen en moedig voorgaat, naar de Friesche poort om die te doen opensluiten. Daar de sleutels òf al te wel bewaard werden, òf verloren waren gegaan, moest men zich tot den stads-timmerman wenden om die open te breken, en dapper weerden zich hierbij de werklieden onder het volk, die met bijlen en breekijzers waren meegeloopen. Op zulke wijze werd de vrome en moedige Cabeljauw eindelijk binnengelaten met des Prinsen krijgsvolk. En het was meer dan tijd; want de vijand was reeds in de voorstad, en onverwijld snelde de bevelhebber, door tal van burgers gevolgd, de stad door naar de plaats des gevaars, Daar de Kennemerpoort — die men haastiger uittrok dan men de Friesche was binnengetrokken. Nu ging het den Spanjaard tegen om dien terug te drijven. Niets werd daartoe gespaard. Zelfs de voorstad moest worden opgegeven en in brand gestoken, opdat de vijand zich niet daarin zou nestelen. En deze, verrast door den onverwachten tegenstand, blies in allerijl den aftocht. Na te Heilo en Egmond-binnen geplunderd en brand gesticht te hebben, wierp hij zich terug op Haarlem, waar hij vasten voet had.

In blijden triomf trokken de burgers gezamenlijk met de soldaten van Cabeljauw weer hunne stad binnen, zelven als verbaasd