Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/86

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

waar het gebruikelijk oorlogsmateriaal te kort schoot. De stad behouden, of op de puinhopen het lijf laten, was aller leus, en waar de mannen door overmaat van vermoeienis of bij vertwijfeling aan de zegepraal een oogenblik verslapten in ijver, een oogwenk versuften of weifelden, daar waren het de vrouwen die hen met nieuwen moed bezielden en tot krachtigen weerstand aanvuurden, door hun toe te roepen: »Denkt aan Haarlem, denk aan Naarden, behoedt vrouwen en kinderen voor het ergste, al men den Spagnool in handen valt! Valt aan, slaat toe, voor uw vrouwen, voor uwe dochters, voor uwe zusters!" — kreten, schetterend als krijgsklaroenen, verscherpt door de zielsangst van haar die ze uitstieten — want elk van haar wist het: zoo de Spanjool won, was het kind zelfs niet meer veilig in den schoot de moeder.

De schrille stem men overheerschten schier het krijgsrumoer terwijl de vrouwen zwaard en vuur trotseerend de manen volgde tot in het heetste van de mêlée. In de overspannen geestdrift was de schuchterheid gelijk de teerhartigheid der kunne vergeten; Jeanne d’ Arc gelijk, waren ze zonder mededoogen, als zonder vrees. En de burgers getuigden het later, dat niet slechts de hulp maar ook de zedelijke sterking der vrouwen hun bovenmenschelijken moed had ingeboezemd. Zeker, bij ’t minste flauwen van den weerstand zou alles zijn verloren geweest.

Aangemoedigd door de beloften, geprikkeld door de bedreigingen van hun veldheer, geprikkeld ook door de ongewacht kloekheid waarmee ze werden tegengestaan, verwoed en verwilderd door de kwaadaardige projectielen, waarmee ze werden afgeslagen, rechtvaardigden de Spaansche en ltaliaansche soldaten hun roem van dapperheid ten volle. Drie vaandels hadden ze alree onder ’t geschrei van: »Victorie! Victorie! de stad is ons!" op de rookende puinhoopen van ’t Friesche Bolwerk geplant. — Maar die overwinningskreet was te voorbarig: het bolwerk was wel gewonnen, maar niet de Burgerij.

„Daar stijgt de wanhoop in der burgren borst,
Maar niet in zwakte — in kracht der razernij;
De spieren worden staal, de nerven ijzer,
Het is of ’t harte radert in de borst
En ieder stormend voorwaarts drijft!
’t Is of de burgerij zich in één reuzenegel heeft opgelost,