Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/90

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Reeds hadden Don Frederik en de zijnen de voorproef gesmaakt van ’t geen die geduchte bedreiging moest zijn in har volheid. De Gouverneur van het Noorderkwartier had aanvang laten maken met zijne belofte, en reeds waren de lage weiden van Oudorp en St. Pancras in slijkpoelen verkeerd, waarin de soldaat het niet langer harden kon. Reeds was geene versterking meer te ontbieden, reeds was het voor ruiterij en geschut niet meer om door te komen; — wat zou het zijn, zoo het noodsein der belegerden tot het uitvoeren der bedreiging in hare volheid drong en ook de zee hare verlossende golven onweerhouden over gansch Waterland liet uitstroomen! Dan, dan was het leger voor Alkmaar een lot bereid als dat van Pharao in de Roode zee! De Koning, — Don Frederik en zijne medebevelhebbers wisten het — was een streng Heer, die de wereld de wet wilde stellen, maar die zich boog voor de krachten der natuur. Zij belegden een krijgsraad, en men werd het eens dat de aftocht, nu nog doenlijk, geen roemlooze vlucht behoefde te worden, en dat men aflaten moet van dat kleine vuilnisnest, dat met zooveel Spaansche levens toch te duur zou gekocht worden.

De druiven waren zuur, Don Frederik! en de ontredderde poorten, de in puin geschoten bolwerken grimden u van uit de verte tergend en spottend aan.

Pour acquit de conscience liet hij nog wel zijn geschut daartegen werken, maar tot een vernieuwden aanval was zijn volk niet mee te krijgen, hoewel de Alkmaarders fier en stout geworden, hunne vijanden op den wal nu durfden uittarten en braveeren. Maar, als een wijs man, verdroeg de Spaansche veldheer liever dien hoon, dan tot het uiterste verlies te volharden. Il pliait ses tentes et bagages met goed beleid en zonder overijling, en, na Koedijk en Huiswaart in brand te hebben gestoken, trok hij voor goed af.

De Alkmaarders, zijne aanstalten tot den aftocht van hunne wallen ziende, konden hunne oogen nauwelijks gelooven. Om zich te verzekeren dat het geen krijgslist was tot hun verderf uitgedacht, joegen zij de wegtrekkenden na. Dus, stoutmoedig in den rug gevallen, verkeerde de aftocht in een vlucht, en de zegevierende burgers brachten hunne belagers nog menigen stoot toe tot afscheid, en waren wel verzekerd dat het terugtrekken van Don Frederik meenens was.

Op den ACHTSTEN OCTOBER mochten zij vrij en dankbaar hun