Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/161

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

alle diensten tegen Leycester beschouwen zullen als gedaan voor hen, en die wel gezind zijn zulken te loonen in aanzien, eere en zulk goed krediet, dat de Koningin, besluitende tot verandering in Nederlands regiment, zou kunnen bewogen worden, dezulken te stellen in de ontledigde plaats."

Mevrouwe van Wittenhorst kleurde sterk.

»Spreekt gij van iets bepaalds?" vroeg zij belangstellend.

»Zoo bestemd, dat gij het Sir John kunt mededeelen, als van een persoon hem bekend, daarmede ik communicatie houde…"

Zij hield op; want een bediende trad binnen en diende aan, dat iemand, die zich kapitein Hemon Tiry noemde, verzocht te worden toegelaten bij mevrouwe van Wittenhorst; maar de toon, waarop de knecht dit mededeelde, bewees, dat hij met moeite zijn ernst scheen te bewaren, en dit laatste zeker meer uit eerbied voor zijne meesteres, dan voor den persoon, dien hij aanmeldde.

»Wouter!" zeide de eerste, »gij zegt mij dit zóó, dat ik betwijfel, of gij die personaadje houdt voor wat hij zich uitgeeft."

»Hij zegt een Schotsman te wezen, mevrouwe! en dat is wel blijkbaar…"

»Een Schotsman! Ik ken er niet één, weet ook niet, dat mijn heer Norrits een Schotsman van dien naam in zijn dienst heeft. Zeg dus, Wouter! dat hij ongelegen komt en op anderen tijd keeren mag."

»Dat heb ik alreede gezegd uit mij zelven, mevrouwe! wetende, dat er gezelschap was; maar hij heeft ten antwoord gegeven, dat hij dringende mededeeling te doen had aan den overste Norrits…"

»Nu dan, gij kondt gezegd hebben, dat die heer te avond hier niet gewacht werd."

»Ook heb ik dat gezegd, mevrouwe! maar daarop had hij nogmaals een wederantwoord, zeggende zekerheid te hebben, dat