Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/168

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»En het vonnis zal uitgevoerd worden!"

»O! dat is niet denkelijk; dat zal eene Vorstelijke vrouw als Elisabeth niet over zich verkrijgen!" sprak mevrouwe van Wittenhorst. »Het zal maar enkel zijn voor de vorme van ’t recht."

»Neen, ’t is enkel voor de vorme van discretie, dat zij aarzelt."

»Zij is wel besloten, en de voltrekking zal niet lang meer worden uitgesteld, anders zoude zij de rechtvaardiging over die daad niet vooruit hebben laten gaan!" sprak Fabian met eene bedaardheid, die zeker eene groote overwinning moest zijn op zich zelve.

»Hebt gij niets van die rechtvaardiging gehoord, mijne dames! die toch gedrukt is, en uitgegeven alle landen door, en ook hier te Utrecht."

»Ik wist, dat er zoo iets in de Engelsche tale bestond."

»In ’t Nederduitsch overgebracht zal het verschijnen. Dames! mag ik het u voorlezen? Ge zult tegelijk een staaltje hebben van mijne taalkennis, want de vertaler ben ik." En met zijne scherpe, klare stem; die voor een man wel wat te week zou geweest zijn, had zij niet iets snijdends gehad, dat bij wijlen de zenuwen zijner toehoorders onaangenaam aandeed, begon hij ie lezen:

»De waarachtige translatie van het plakkaat, nu onlanks gepubliceerd bij de Koninklijke Majesteit, onder het groot zegel van Engeland, rakende de verklaring van de sententie, gegeven jegens de Koningin van Schotland, in forme hierna volgende."

Wij laten dit gezelschap aan hunne lectuur en volgen den Generaal Norrits, die gelukkig maar weinige schreden heeft te doen, om te komen, waar hij wezen moet; want hij gaat naar het Bisschopshof, de wachten bewijzen hem de krijgseer, de bedienden openen hem terstond eene voorzaal, en spoedig daarop wordt hij tot het kabinet des Graven van Nieuwenaar toegelaten.