Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/179

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Zóózeer, dat Sir William niet op de betichting van enkelen, maar alléén op geldige bewijzen kan verdacht worden. Mijns bedunkens zou dit Mylords eere te kort doen!" hernam Kiligrew onvoorzichtig, weggesleept door zijn ijver.

»Gij zijt op dit punt van ons gevoelen," sprak Norrits, »en daarom achtten wij het zaak, ook de zwakste betichting in overweging te nemen, om te voorkomen, dat niet een gunsteling van Mylord zich verrader toone."

»En daarbij weet gij niet, Sir!" sprak nu Prouninck luid tot Kiligrew, »dat juist op de vrienden en gunstgenooten van Mylord te dezen dagen het eerst gezocht wordt verdenking te werpen?"

»Ik weet althans, dat geen hunner, noch Mylord zelf iets heeft gedaan, om die verdenking te wettigen," sprak Kiligrew fier; »n wat mij aangaat, ik begrijp zóó weinig ontrouw aan eed en plicht in een welgeboren man, dat ik aan die van Stanley niet zal gelooven, tenzij men mij die papieren, die zulke berichten gezegd worden in te houden, laat inzien en controleeren met anderen, die ik zelf zal trachten in te winnen. Calumniën van personen, wier name en autoriteiten men mij verbergt, geve ik geen gehoor tegen vrienden!"

Ongelukkig waren de brieven zóó vervuld van klachten over het gedrag der Engelsche troepen en de personen hunner aanvoerders, dat de berichtgevers van Norrits geheimhouding hunner namen hadden geëischt, vreezende later den toorn van wie het gold en allereerst van den Graaf, zoo hij van hunne verschillen met Stanley bericht kreeg. Nieuwenaar beantwoordde dus den eisch van Kiligrew alleen met te zeggen:

»Gij gelooft dus alleen feiten, en veellicht geen ander dan het sprekendste, de overgave der stad…?"

»Met gunst, neen! dat bewijs verlangt master Kiligrew niet, en dient met alle macht voorkomen te worden," viel Prouninck