Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/178

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dat ik alleen aan den uitersten nood denken kan, waar men hem van onderhandelen beticht."

»Master Kiligrew rekent toch niet onder de verdiensten van Stanley zijne vroegere desertie naar de Spaansche zijde?" vroeg Norrits scherp. »Sir John kan weten, dat ik niet minder vijand en hater ben van iedere soort van desertie, dan hij zelf!" hernam Kiligrew, niet zonder jets in den toon te leggen, dat het antwoord zoo snijdend maakte als de vraag. »Alleen hij zal zich herinneren, dat hij Mylord schuld heeft bekend, door dezen daarop in genade is aangenomen, wel een weinig tegen den raad zijner vrienden, waaronder ook ik, doch gansch niet buiten reden, daar we hier in Nederland geene dappere kapiteins te veel hebben van onze natie, de dapperheid en schranderheid van Sir William allen bekend was, en met hem de jonge Sir Edward zou zijn verloren geweest voor den dienst der Koningin,…"

»Buiten de Stanley’s waren er nog stouthartige jonge edellieden te over."

»Zeker nog genoeg om in twist te geraken met den Graaf van Hohenlo!" sprak Kiligrew, op den broeder van Norrits doelende, die dezen Graaf had uitgedaagd .

»Daarvan mjjn broeder de eerste oorzaak niet was! " hervatte Norrits.

»Waar ge dit verschoont, kunt gij niets hebben tegen een, wiens trouw noch moed ooit bezweken; wel ter contrarie, is de laatste op zóóschitterende wijze gebleken, dat Mylord Leycester goedgevonden heeft, hem ridder te maken op het tooneel zijner uitstekende daden zelf, en hem een levenslang jaargeld toe te leggen uit eigene middelen,"

»Dit alles bewijst dus, dat er zeer bijzondere alliantie en intimiteit heerschen moet tusschen die begunstigde heeren en Zijne Excellentie! " sprak Nieuwenaar, met booze intentie.