Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/177

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

schielijk zeide:

»Wij prezen juist uw goed beraad en wenschten u daarom ter raadpleging, heer Burgemeester! doch een goed hoofd te meer kan ons wel nooit te over zijn, en daarom zijt ons wel gekomen, heer Kiligrew! wij wisten u niet in Utrecht."

»Ook ben ik pas dezen avond hier aangekomen, Graaf!" hernam Kiligrew, met wien Norrits een koelen groet had gewisseld.

»Uit ’s Hage?" vroeg Nieuwenaar.

»Ja, Uwe Genade! uit ’s Hage!" hernam Kiligrew kort en strak.

»En wat gaat er om? Wat zegt men er?" vroeg Nieuwenaar, ondanks zich zelf door levendige nieuwsgierigheid overmeesterd, en die toonende.

»Uwe Genade had ons belangrijk nieuws mee te deelen en dat spoed vorderde," sprak Prouninck snel, een antwoord voorkomend.

»Oordeel zelf, Burgemeester! Deventer gaat over aan Parma, als er niet op het haastigst in voorzien wordt…"

Prouninck en Kiligrew deden luide een uitroep van schrik en verbazing.

»Ik wist die stad nog niet in zulken nood…" sprak meester Gerard.

»Zij zou het ook niet zijn, zoo trouweloosheid of kleinmoedigheid haar niet het meest dreigden," hernam Nieuwenaar, en hij deelde hun mede wat ook wij gehoord hebben.

Prouninck vertrok den mond, als tot een ongeloovigen glimlach, en antwoordde niets.

»Sir William Stanley met zulke ontwerpen omgaan!" riep Kiligrew.

»Het valt mij zwaar, om dat voor waarheid te houden: ik ken hem persoonlijk en als een man van verdiensten, en wat kleinmoedigheid betreft, hij heeft in Mylords laatste krijgstochten hier te lande zulke blijken gegeven van onverschrokkenheid en moed,