Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/21

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van geweld! Zoo gij over zaken of luiden te klagen hebt, spreekt en u zal recht geschieden, maar geene wapenen gebruikt in ’t huis van een goedgezind burger! Steekt op het geweer! In den naam van Mylord van Leycester en van Mylord North, gebied ik het u."

Zoodra de Engelschen zich hoorden toespreken in hunne eigene taal, keerden zij zich af van hunne vijanden om naar den spreker om te zien, en zoo haast zij den man herkenden, die de vriend was hunner natie en tegelijk de hoogste magistraat in de stad, wisten zij hunne zaak in zóó goede handen, dat zij niet aarzelden, die aan hem over te laten; dus gehoorzaamden zij terstond, als onder den invloed eener machtige bezwering. De scholieren, zelfs zij, die de vermaning tot rust niet verstaan hadden, bleven stilstaan van verwondering over die plotselinge wapenschorsing; in het eerste oogenblik schenen zij besluiteloos wat te doen, het voorbeeld van partij volgen of van de gelegenheid gebruik maken tot een aanval, die eene beslissende zegepraal konde worden; maar Prouninck riep hen nu toe in het Hollandsch:

»De koerden en daggen opgestoken, mijne meesters! of bij mijne trouw, dit zal u voor rebellie worden aangerekend."

De jongelieden, die den Burgemeester herkenden, begrepen dat zij hunne zaak, ware die goed of niet, slechts verergeren konden, door geen gehoor te leenen aan zijne stem, en bij de overtuiging, dat zij met een magistraat te doen hadden, die geen tweemaal waarschuwde, lieten ook zij hun wapen zinken en plaatsten zich tegenover hunne vijanden en bleven die strak en uittartend aanzien, als om nu door blikken te bewerken. wat ze eerst door een scherper middel hadden willen uitvoeren. De schutters zouden zeker nog eene afzonderlijke aanmaning tot vrede hebben noodig gehad; maar, daar hun nu geen voorwerp overbleef om den strijd tegen te richten, namen ook zij