Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/270

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

staan," begon één der heeren, in burger-kleeding. »Gij kent, als wij, den klagelijken staat, daarin de Graaf van Leycester de Landen heeft achtergelaten, bij zijn vertrek naar Engeland."

»Geen braaf patriot mag onbekend geacht worden van de gesteldheid en de nood en zijns vaderlands," sprak heer van Azewijn;" »alleen waartoe zal men nu de kwestie opwerpen, of de Graaf de zaken erger heeft gelaten, dan gevonden? dat ik kwestieus acht te scheiden, terwijl ik er bijvoege, dat het niet aan Zijne Excellentie heeft gelegen, zoo de zaken niet tot betere orde zijn gekomen, hebbende die heer, tot op ’t uiterste moment van zijn hierzijn, ’s Lands welzijn met de meeste zorg behartigd, en daarin met vroede vlijt, naar zijn beste vermogen, voorzien."

»Het is juist over één van die maatregelen des Graven, dus op ’t uiterste van zijn vertrek genomen, dat wij u komen onderhouden, mijnheer!" hernam de vroegere spreker, de anderen aanziende. »Wil dus rondelijk uwe opinie zeggen, wat gij oordeelt van dat zekere geschrift, geheime akte of verordening, door den Grave uitgevaardigd, buiten weten van zijn Staatsraad, op den 24sten Novembris, vóór Zijner Excellentie’s vertrek afgegeven…"

»De kabinets-akte ," hernam van Brakel; »het bevreemdt, heeren! dat gij juist tot mij komt met deze vrage…"

»Omdat het beantwoorden daaraf evenzeer beslissend als gewichtig zal zijn, dient ieder edelman en Staatsman zich hierin op zijn antwoord voorbereid te houden, heer Azewijn! en daarom is ’t, dat wij u nogmaals vragen: wat acht gij van de geldigheid dier akte? en of gij gelooft, dat daartegen, in tijden van nooddwang, zou mogen gehandeld worden?"

»Die nooddwang, mijne heeren! zou u dan voeren tot een inbreuk op de rechten des Gouverneur-Generaals. Of ik die akte voor geldig houde? Ik? Meent gij, dat mijn antwoord hier niet vast bepaald zou zijn? Weet dan, dat ik zelf de steller ben van die akte, na daartoe met Zijne vorstelijke Genade, den Graaf,