Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/304

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

te openlijk u aan de Engelsche partij aan te sluiten, het zou u te eenigen tijde schade kunnen doen bij den Grave Maurinck en de andere heeren, uwe hooge verwanten, poinctelijk bij de heeren Staten van Holland, van wie te eenigen tijd uw lot en uwe welvaart afhankelijk kan worden."

»Wat ge mij voor vreemde dingen zegt. Ik meende doch, Graaf Lodewijk en de Graaf Maurinck waren in goede termen van Mylord gescheiden, en wat de Staten aangaat, naar de zaken nu staan, heeft het meer schijn dat we Engelsch dan Staatsch zullen worden."

»Voor ’t minst is daar evenveel tegen als voor, en de vriendschap tusschen de heeren van Nassau is meer in schijn dan in wezen, en Maurits althans zelf nauw meester die te kweeken of te breken, naar zijne eigene zinnelijkheid."

»Hoe! wat schuilt daar achter?"

»Een mysterie, niet voor dit uur en deze omgeving geschikt; morgen hoop ik mij van u te doen hooren, als ’t u gelegen komt."

»Te drieë in den nanoen zal ik u wachten; maar gij kunt mij dus geene hoop geven voor Pescarengis?"

»Niet de allerminste, zelfs geen uitzicht in de verte; minder dan ooit te dezen dage, nu de afschuwover ’t verraad van Stanley en York aller hoofden opwindt."

»Nu, dan zal ik mij hierin tot anderen moeten wenden," zeide de Prinses luid, en zich buigende bij wijze van afscheid, »want Cosmo moet geholpen worden, of… ik ben verloren," dacht zij bij zich zelve. Daarop ging zij eene wijle peinzend voort, en zag niet eens, hoe welwillend of eerbiedig zij gegroet werd door allen die zij voorbijging, en hoe de meesten een blik of glimlach afbedelden.

Maar hoornen en cymbalen klonken op eens en noodigden tot een nieuwen dans; dit scheen haar op een denkbeeld te brengen. Haar oog zocht de Maulde; zij had niet lang te zoeken, hij was altijd in hare nabijheid.