Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/319

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

maar naam en zegel zijn Prouninck onmisbaar, wil hij iets doordrijven, dat kracht van wet heeft. Jonkheer Pieter is een zwak man, maar het oud en edel bloed zit er in, en zal tuigenis geven, zoo haast het nood doet; hij zal zich niet stellen tegen edelboortigen, als hij zelf, om die te veroordeelen. Gij moet hun getal helpen vermeerderen, en gij legt een groot gewicht in de schale. Vervoeg u stout en onbewimpeld tot Wijk bij de vergadering, en vraag er recht en reden van uw banvonnis. De leden, daartoe van onze zijde hun wenk ontvangen hebbende, heffen het op en geven u vrijheid van terugkeeren…"

»Maar ze he bben daaltoe geenszins recht."

»Dat wordt ook niet beoogd en ’t wordt u ook geraden van hunne uitspraak geen gebruik te maken en u te vervoegen in Holland bij de overigen, die welhaast en terstond na de vrijlating van Buis tot ’s Hage bij de Staten ook aan hun Edelmogenden zich wenden zullen met hunne klachten en beden om recht, dat hun tot hunne meeste satisfactie gedijen zal."

»Maar heeft dan de Graaf hieromtrent zijne ordre achtergelaten bij de Algemeene Staten of bij den Staatsraad?"

»De Graaf heeft daarin niets bevolen noch verboden; dit laat ons dus ruimte genoeg, en te meer, daar ook hier weer de Graaf verklaard heeft, dat de handeling zonder zijne voorkennis en tegen zijn wil geschied."

»Dat is al gelijk waarheid, als in ’t stuk van Buis, hoe het wenschelijk ware, dat de Graaf van Leycester van meer standvastige goede trouwe blijken gaf."

»Zeker ware dat wenschelijk voor hem en de zijnen; alleen wat ons betreft, heeft die dubbelheid haar prijs, en ik betwijfel of de Advocaat hartgrondig amen zou zeggen op uwe verzuchting."

»De heer Advocaat is zekerlijk een man, die weet, wat ’s Lands belangen mogen eischen, doch naar mijn simpel verstand zou ik achten, dat wederzijdsche openheid en eerlijkheid moesten