Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/41

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

in deftigen burgertrant is gemeubeld, en waar zich een persoon bevindt, die over een grooten koffer staat heen gebukt, eene lamp in de ééne hand en met de andere den inhoud van dien koffer doorzoekende.

Hij is zóó verdiept in die bezigheid, dat hij het binnenkomen van den barbier niet eens heeft opgemerkt, maar deze roept hem terstond toe:

»Ik heb eene uitkomst voor u!"

De man gaf zóó weinig aandacht aan die woorden, als waren ze niet tot hem gericht, en ging voort met zijn onderzoek, terwijl hij een diepen zucht slaakte. Meester Christoffel raakte even met den top van zijn wijsvinger den schouder van den afgetrokkene, om zijne opmerkzaamheid te wekken, en hernam toen:

»Ik zeg u, dat wij gevonden hebben, wat wij zoolang zoeken!"

Bij de aanraking keerde de vreemde zich snel om, met iets, dat naar eene rilling geleek; twee gloeiende oogen rustten daarna op den barbier, met een blik zóó scherp en zóó wild, dat er nog eerder verwijt en verontwaardiging uit sprak, dan eene vrage.

Zoo scheen meester Christoffel het ook uit te leggen.

»Neen, ’t is geen spot," hervatte hij; »hoe zou die bij mij opkomen tegen u. ’t Is volle verzekerde ernst: van nu aan kunt gij uw verblijf te Utrecht rekken zoolang gij wilt!"

De blik van den vreemde werd kalmer, maar meer sarcastisch, terwijl hij vroeg:

»De gijzeling?"

»Dat zou althans geene uitkomst zijn! Als het op ’t bewaren van uw persoon aankomt, is mijn huis zeker genoeg, vertrouw ik. Neen, ietwat beters. Ge zult van nu aan gelegenheid vinden, Utrecht te doorkruisen zooveel gij wilt, sommige huizen binnen te gaan, en zelfs wel toegang vinden tot dezulken, die u meest