Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/49

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

voor des Graven zaak?" vroeg Fabian, terwijl hij zijn scherp schrander oog vorschend op meester Reinaertz liet rusten.

»Het allergrootste dat ik nog ken. Het maakt dat men zijne goede daden verkeerd oordeelt, zijne goede intentiën miskent, en ze niet toelaat tot uitvoering te komen, zijne handelingen bindt, zijne plannen kruist, zijne beste combinatiën tegenwerkt…"

»Dat wantrouwen dus op te wekken en te versterken, ware grootelijks zake!"

»En om daartoe te geraken, moogt gij u wel getroosten wat Hollandsch geldt te verdienen met Engelsche lessen te gevent en geloof mij, die Hollandsche guldens kunnen nog heerlijk te stade komen."

De vreemdeling glimlachte, terwijl hij met eene minachtende beweging op een paar zakken wees, dicht bij den koffer, en zeker toevallig daar buiten gebleven, en waarvan de ééne bij het neervallen een gedeelte van den inhoud te zien gaf. Het was alles goud.

»Zeker, ziedaar dubloenen genoeg om een jaar lang koninklijk te leven; maar Sir! meent gij, dat Spaansche munt zoo gansch gemakkelijk te verteren is of te wisselen in Utrecht? En dat hij, die het onderneemt, niet in ’t oog zal loopen, en verders in ’t oog worden gehouden…? Ziet ge wel, dat het bezit van Hollandsche of nieuw gemunte rozenobels zijn nut kan hebben? en wees rustig, meester Cornelisz. betaalt goed!"

Fabian, hoe ernstig ook, kon zich opnieuw niet van een glimlach onthouden, bij dat woord.

»Gij kent nu de personaadje, dien gij spelen moet; stel hem voor zooals ge best kunt! Ik ga mij vaardig maken om u het tooneel te doen beklimmen, als de Rhetorykers zeggen."

Toen de barbier zich verwijderd had, ontdeed Fabian zich, met zekeren onwil, van zijne prachtige Spaansche laarzen, zocht andere, die minder opzichtelijk waren, wierp met eene zekere