Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/50

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

achteloosheid de zakken goud in den koffer terug, doch knielde daarop nog weer daarvoor neder, en liet opnieuw den blik waren, over sommige voorwerpen die hij inhield, terwijl hij uitriep: »Wanneer! o! wanneer toch zal ik mij mogen dossen in het eenig gewaad, dat mij past?" en zijne hand, die onzeker rondtastte onder dit alles, ontmoette op eens eene prachtige gouden keten, met paarlen en ametisten versierd, en waaraan een medaillon hing, dat een vrouwenportret bevatte. Fabian drukte daarop de lippen met eene mengeling van hartstocht en eerbied, die moeielijk valt te omschrijven: »Maria! Maria! wat er voor uwe zaak al niet geleden wordt, mocht het slechts niet tevergeefs zijn! Wat slachtoffers meer of minder zegt niet veel; maar hun lijden, hunne tranen moeten tot eene goede uitkomst brengen, of anders… voorwaar! dat ware te veel verloren."

Een kwartier daarna stond master Fabian in den winkel van Christoffel Reynaertz, gereed om uit te gaan, in die zedige en stemmige kleeding, die paste bij zijne aanstaande betrekking. De barbier knikte tevreden en legde hem de mutstatsen aan, hij vergat zelfs het zwierige kinvlokje niet, dat sommige pronkers kozen boven den oudvaderlijken baard.

Toen hij daarmee gereed was en beiden op het punt stonden de deur uit te gaan, kwam iemand die binnen met eene zekere onstuimigheid. Christoffel stootte Fabian heftig terug en wenkte hem naar boven de wijk te nemen; doch deze, hetzij vermetelheid, hetzij argwaan, koos slechts eene wijkplaats in een duisteren hoek terzijde van een der fornuizen.

De klant, diep in hoed en mantel gedoken, bleef staan zonder zijne begeerte naar eenigen dienst of naar eenig geneesmiddel te uiten.

Meester Christoffel vroeg hem ten laatste ongeduldig, wat hij verlangde?

»Een middel tegen de milt," sprak de vreemde langzaam