Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/69

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

halve land door, dan weer troebelen hier binnen de stad, waarbij hij te doen had met burger-hoplieden, met soldaten, met poorters. met hooge heeren, en waarvan ’t mij altijd dankstof gaf, als hij er lijf en leven afbracht… Kirts hij werd lid der Staten voor Utrecht, maar toen is ’t arme leven eerst recht aangevangen De één wil hem daarvoor aannemen, de ander weigert hem er voor te erkennen; bij sommigen wordt hij geëerd en gevreesd als een Vorst; anderen smalen en smaden hem, en zouden hem in het gezag beknibbelen waar ze kunnen. Eindelijk bij het veranderen van den magistraat, is hij voor burgemeester verkozen. Maar ook dat bracht nieuwen strijd; aan dat dwarsdrijven en tegenkanten is geen einde; meent hij het hier gewonnen te hebben dan is ’t weer met de Staten en de gekorenen, sommigen nooden, ja dwingen hem zitting te nemen, en zich te handhaven bij zijn recht, alsof het land aan zijn steun hing; anderen willen hem niet dulden in de vergaderingen, en drijven hem uit als ware hij boef of scharluin. Dat een man als Gerard Prouninck daaronder niet lankmoedig blijft, en dat zijne huisvrouw van dat alles den weerstoot krijgt, zonder dat zij weet uit welken streek de wind waait, dat verstaat gij zonder klaarder bericht. maar ik zeg dat niet om te klagen, Wel gaarne deele ik leed met hem, die mij in zijne jonge jaren hart en minne schonk, en die mij op rij peren leeftijd van zijne eer en fortuin deelgenoot maakt. Ik zeg dit alléén om u voor te houden, dat gij het van een man die in zulke beslommeringen leeft, niet al;e vreemd moet vinden, en het hem niet ten kwade duiden, zoo hem de trekken wat ontdacht zijn van een jonkman, die in ’t vorig jaar om zijne dochter kwam vrijen, en zoo hij wat vervreemd en koud aanzicht toont aan een, dien hij vroeger met goedigheid placht te voorkomen. Menschen zijn zoo; zonder achterdenken volgen zij de wisseling der tijden."

»Juist daarom; juist dat is het wat ik vreeze, mevrouwe Prou-