Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/75

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

welijksleven bij eene zeevaart vergelijkt. Ze zwijgt dus, en terhwijl hij met flikkerende oogen en een hooggekleurd gelaat zich in hij met zijn armstoel werpt, en bij het driftig aanschuiven daarvan eenige papieren van zijne tafel heeft gestooten, neemt zij met koel beraad een zilveren inktkoker in hare hoede, die bijna in ’t zelfde lot had gedeeld, en zegt alléén:

»Hebt gij mij veel te zeggen, Gerard? dan zal ik mij zetten; schoon het bezoek bij mevrouwe van Nieuwenaar op uw begeeren was, het ligt er niet bij, of ’t kan wachten, ware ’t een uur."

»Al duurde het tien jaren, het zou licht niet te lang uitgesteld wezen,"

»Neen, dat is mij te lang om te staan," hernam mevrouw, en nam een stoel recht tegen hem over.

»Zoolang ik niet beter weet, wat die Nieuwenaar in zijn schild voert, en als ik niet met meer zekerheid kan verstaan, oft hij vóór of tegen ons is, acht ik het beter, dat mijne vrouw geene communicatie hou de met de zijne."

»Hebt gij ’t tegen Zijne Genade van Nieuwenaar? nu, in den tijd met de papieren van Buis haperde het ook al tusschen u. Toch waart ge verzoend, als bleek uit uw begeeren, dat ik de Gravin bij gelegenheid van ’t nieuwejaar mijne plichtpleging zou gaan brengen."

»Ga liever in de aanstaande week naar het banket der Prinses Chimay, daarvan u de noodiging geworden zal."

»Nu mijne dochter van huis is, maakt het voor mij niet zooveel uit derwaarts te gaan; anders… gij weet mijne opinie over die hooggeboren vrouwe. Ik noeme haar eene prinselijke courtisane, want ziet ge, Gerard! eene vrouw, die gescheiden leeft van haar man en die diens ondanks open hof houdt voor mannen en vrouwen beiden, is niet veel beters dan dat," zei mevrouw Prouninck met eene vastheid die bewees, dat ze hare opinie hier niet dacht op te geven; ze kon dat met te meer gerustheid,