Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/80

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

die het mettertijd naar zijn land zou brengen, dat men er daarna nooit meer van hoorde; dat zou mij den dood doen, Gerard!"

»Daar zijn ook Engelsche heeren, die hier blijven, Elisabeth! en alliantie te maken met luiden, die hier zooveel gezags krijgen en houden zullen,- als ’t God belieft, zou zoo dom een stuk niet zijn."

»O, ik zie ’t al komen, ik ga mijne arme oogen uitschreien om dit leed, dat gij over mij brengt."

»Wees doch niet dus voorbarig, vrouw! Ik heb nog op niemand bepaald het oog; ook zijn daar Duitsche heeren van goeden staat te over, die het meiske wel mogen zien. Mij dunkt, ik zie jonker de Maulde nogal eens hier."

»Jonker de Maulde is een heer van hooge geboorte en groote kwaliteit, maar we weten, dat hij in jonkheids overmoed nogal luchthartig en dartel is, en tot hiertoe zoo wat om alle meiskens van Utrecht loopt; dat wel bewijst hoe hij er niet één meent. Wijndrik daarentegen heeft niets in het harte en niets in het hoofd, dan ons kind alleen en hij heeft de oprechtste en zuiverste bedoelingen."

»Wat hij voor ’t meiske zijn kan, oordeele ik niet, maar mij dient hij niet."

»Maar mij dunkt doch, eene dochter moet uitgetrouwd worden om haars zelfs wil, en naar haar wensch, en ’t is gansch geen Christelijke handel een huwelijk te weren of te sluiten om redenen van politiek of wereldsch belang van den vader. Vraag daarnaar maar den welwaarden Gideon Florensz., dat een vroom en wel wijs heer is."

»Gideon Florensz. is alles behalve een ijverig dienaar van de goede zaak; ik zou wenschen, dat gij dien niet inriept, als gij geestelijken troost behoeft. Raadpleeg den heere Modet, die zal u andere dingen zeggen, en des nood doende uit Oud en Nieuw