Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/86

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zonderlijke benaming waardig, zij ten minste eene boetvaardige mocht heeten op dit oogenblik.

Want in waarheid, wij vinden haar geknield, en biddende met diepen ootmoed, met strenge aandacht en onder gloeiende tranen. En ziet, zij bidt, niet voor zich zelve niet om eene teug uit eenige bron van aardsche vreugd, niet om het afkeeren van eenig leed, haar wachtend; maar zij bidt voor een ander, voor een man, voor haar echtgenoot. Neen, zeker! de Prinses is geene schuldige vrouw, niet in dien zin althans als mevrouw Prouninck het haar gelooft. Zij is slechts eene vrouw door anderer schuld en door eigene onvoorzichtigheid in een valschen toestand gebracht, in dubbelzinnige omgeving verward, en zonder die rijpheid van verstand die helderheid van oordeel die vastheid van beginselen en die kracht van wil, om zich in zulken toestand te gedragen met den moed en de waardigheid en de kalmte, die voor iedere vrouw voegzaam ware geweest, maar die in haar stand zeker onmisbaar was, Mevrouw de Gasparin, die van ieder ongelukkig huwelijk der vrouwe de grootste helft der schuld toekent, zoude zeker op deze hooggeboren vrouwe een zwaren steen der veroordeeling werpen, want zij had haar man verlaten, terwijl zij gelukkig waren in hun huwelijk, en terwijl haar gemaal persoonlijk tegen haar mets kwaads had bedreven. Ook was zij tot die scheiding gekomen in een oogenblik van vrome opgewondenheid, in eene vlaag van brandenden geloofsijver, onder den indruk van edele verontwaardiging, en smartelijk zielewee, en zeker niet zonder een bangen tweestrijd tusschen hare gemoedelijkheid en haar hart. Het was geweest met de huivering eener edelmoedige ziel tegen laaghartigheid en verraad, en met den angst eener vrome en schuwe duive voor de ontrouw aan God. De Prins de Chimay had de zaak van zijn vaderland verraden en verlaten voor den dienst van den Spaanschen Koning, en zijn geloof verloochend voor den eeredienst van den Paus. Voorwaar, geen klein vergrijp in die tijden.