Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/9

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

I.
„Een trouw en duydelick vermaen, dat men de Engelsche tale leeren zal."



De boekdrukker Jan Cornelisz. wonende te Utrecht op de Nieuwe gracht, naast de St. Hieronimus-school, stond bekend voor een rijk, rustig en goed Engelschgezind burger. De twee eerste hoedanigheden zijn te allen tijde en op alle plaatsen van ons geld- en rustlievend vaderland op hare rechte waarde geschat geworden, en zullen dat blijven, maar de laatste kon hem in 1587 eere brengen of schande, smaad of invloed, voordeel of schade, al naar gelang van de stad of de provincie, waar hij zich bevond. Daar nu, zooals we gezegd hebben, Jan Cornelisz, te Utrecht woonde en niet te Amsterdam, bracht het hem geen kwaad, maar integendeel veel goed; onder anderen, dankte hij er het voorrecht aan, van zich te noemen en te schrijven: »gezworen drukker van Zijne Excellentie en mijne heeren van ’t Sticht"; wel zeker geen klein voorrecht in een tijd, toen mijne heeren van ’t Sticht en mijne heeren van Holland elkan-