Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/102

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van iemand, die zijn ongelijk voelt en het niet wil erkennen.

Maar toen Rueel zweeg en met geen nieuw verwijt het bitse antwoord vergold, bleef de Maulde eene wijle voor hem staan, zag hem strak aan, — hij was toen bleek als een doode, — en sprak toen bijna fluisterend door de samengeklemde lippen: »ij hebt gelijk; ik ga toe op mijn verderf; ik voel het; ik weet het, en toch: het booze dat mij beheerscht is sterker dan ik…, ik kan niet anders…"

»Wil slechts," bad Wijndrik; maar de ongelukkige kon dat niet meer: hij was zijn wil zoomin meester als zijne rede, beide waren gevangen en vastgeklemd in denzelfden boei; beide werden voortgezweept door een zelfden drijver, en hij zelf was de laatste, die bepalen kon waar ze hem zouden heenjagen.

Maar men wil het weten, hoe Ada’s geluk dus was ondermijnd, en ten laatste zóó gansch verwoest, dat er haar de schijn niet eens meer van blijven kon, en wat de Maulde opnieuw dus verre wegdreef van haar, die hij was komen zoeken, als eene schutsengel, bij welke hij hulpe en heul zocht voor een verborgen leed…? Luistert, lieve lezeressen! het is een kort en droef verhaal: — Kort en droef, als de gesr:hiedenis van menigen anderen val, waarvan toch de nasleep lange blijft voortduren, tot ten laatste het vreeselijke spoor, dat hij maakt, door bloed en tranen is gevuld. Het leed, dat wij u voorstelden, — de rampen, die nog volgen moeten, zij hadden geene andere oorzaak dan de zelfzucht en de wuftheid eener vrouw, die de hartstochten van een man gebruikte te haren bate…; om te weten, op welke wijze en met welk doel, moeten wij even achterom zien in plaats van voortgaan.

De Prinses de Chimay (want dat wij van haar spreken heeft ieder geraden), de Prinses de Chimay dan, — wij hebben het reeds éénmaal doen opmerken, — was geene listige coquette, in