Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/129

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De persoon, die toen vóór haar stond, is ons niet zoo vreemd als Deliana; ten minste, wie zich de moeite gaven, het eerste tijdperk van Leycester’s verblijf in Nederland met mij te overzien, en die zich zekeren doctor Julio herinneren, een astroloog, die meer dan ééne betrekking bij den Graaf vervulde, en die hem niet naar Engeland was gevolgd, maar de bovenvertrekken van een der torentjes van het Duitsche Huis bewonen bleef en, terwijl hij zich bezighield met de sterren, toch nog altijd te gebruiken was tot den dienst van zijn Heer op lager terrein.

Hij trad binnen zonder omstandigheden, en scheen niet verwonderd, Deliana te vinden.

»Bravo, Mylady!" sprak hij, »daar hebt ge wel aan gedaan, alle geveinsdheid en mommespel af te leggen; sinds ge daarmee toch niet verhinderen kunt dat men u kent baat het u tot niets terwijl ge nu op eene bejegening naar uw rang aanspraak kunt maken."

Deliana zag hem aan met strakke, verschrikte oogen, maar uit voorzichtigheid zweeg zij.

»Ik zie wel uit uw zwijgen, Mylady! gij hebt nog de oude vijandschap tegen mij; en toch, gij doet daaraan niet wel. Als dienaar van Mylord, moest ik u het voorstel doen, dat u zoozeer mishaagde…, en hoewel gij het niet hebt aangenomen… Uwe scheiding van Mylord is nu toch gevolgd, en… gij mist nu het rijke jaargeld, dat hij u heeft aangeboden, om niet te spreken van de contrariteiten, die ge ondervonden hebt tijdens zijn tweede huwelijk, en de perikelen, daarin gij hebt verkeerd en nog blijft verkeeren, vooral daar gij goed vindt den Graaf tot hier in ’t land te trotseeren. "

Deliana was intusschen een weinig tot zich zelve gekomen; ziende dat zij niet herkend werd, maar veeleer erkend voor hetgeen zij geloofde te moeten voorstellen, wilde zij partij trekken van deze ontmoeting, om iets dieper in de geheimen van Fabian in te zien, en het één of ander op te vangen, dat haar