Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/37

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dat ze deze zaak geenszins mag laten varen, maar tot een goed einde brengen; maar ge begrijpt, »the Queens majesty," is meesteresse…, wat mij aangaat, ik zal ’t niet bij het adverteeren laten berusten. Ik zal protest inleveren bij de Staten tegen alle handelingen die hier geschied zijn, of nog geschieden zullen, waardoor de achtbaarheid en de autoriteit van den Graaf worden verkleind; maar ik wilde het doen: rustig en waardig, niet in de eerste drift der toome, noch ook zonder formeele zekerheid, dat de ongerechte maatregelen werkelijk zullen doorgaan; bij voorbeeld, ze hebben zich voorgesteld een nieuwen eed te vergen van ’t krijgsvolk, en de Gouverneurs der provinciën en steden. Vele krijgsoversten zullen, hope ik, daartegen aantuigen, en zoo de jonkheid en de autoriteit, die de Advocaat over hem heeft, den Graaf Maurits verleiden mochten aan hunne inblazingen gehoor te geven en den Graaf af te vallen, is het nog niet zeker, dat de andere gewestelijke landvoogden dit voorbeeld zullen volgen. "

»Ik houd voor zeker, dat Nieuwenaar wijzer zal zijn: de jonge Graaf Lodewijk ook… heeft te veel omzichtigheid en staatkunde…"

»En dan weet ik in Holland zelf nog een man, wien men tevergeefs tot ontrouw jegens eed en plicht zal willen omleiden."

»Wie is die goede getrouwe?" vroegen North en van Brakel tegelijk.

»De Gouverneur van Noord-Holland, jonker Diedrik van Sonoy."

»Aan vastheid van wil, om bij ’t eensgenomen besluit te blijven, en aan moed om het op te vatten en door te zetten, ontbreekt het dezen althans niet," hernam van Brakel, »ik ken hem vanouds, hij ook heeft mee de Unie geteekend."

»En heeft voor de bevrijding van zijn vaderland, naar men mij zegt, als een leeuw gevochten," voegde North er bij.

»Meer juist ware ’t gesproken, als een tijger; want, daar ziedt