Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/51

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van Christoffel Reynaertz had opgegeven, voor ’t geval, dat de Engelschman niet te zijnen huize mocht zijn.

»In dezen strik loopt hij vast," sprak de Generaal, zonder barmhartigheid voor den armen Cornelisz., die bijna bezweek onder de strijdende aandoeningen van leed, angst en twijfel die hem bestormden.

»Houd u rustig, vriend!" zeide toen Wilkes troostend. »Blijkt diens mans schuld, uwe onnoozelheid zal er te zuiverder door uitkomen."

»Maar de schuld van dien man kan mijn arm kind dus aangrijpen, dat zij er levensvreugd, en ’t leven zelfs bij inboet…" hernam de ongelukkige vader onder tranen.

»Vóórdat we de verdachte personaadje in ’t verhoor nemen, had ik nog een verzoek aan u, Sir Thomas!" sprak Norrits. »Ik hoop, dat ge niet weigeren zult…; want het geldt hier den wensch eener dame, dien ik op mij genomen heb u voor te dragen…"

»Wel spreek, Sir John! zoo ’t wezen kan, is ’t vooruit geaccordeerd; wat wil van mij die schoone of die beminnelijke…?"

»Zeg veeleer die droeve…; want het is voor eene droeve weduwvrouw, die tot hare verstrooiing met eenig gezelschap naar den Hage wil reizen, dat ik pleit…"

»Welnu?" hernam Wilkes vragend.

»En ze dient wel vrijgeleide te hebben. In deze tijden van druk en woeling verschoont het wantrouwen en de voorzichtigheid zelfs niet hare sekse, en ik wenschte haar tegen beleediging en onhoffelijkheid te veiligen…, mij tot Prouninck te wenden…"

»Hier is het, met goede recommandatie aan allen die ’t vertoond wordt," sprak Wilkes, die het intusschen geschreven had, »nu den naam, waarop ik het stellen moet?"

»De weduwe van heer Lubrecht Turk van Hemert van Rozen-