Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/60

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Ik zeg u, gij zijt de kanker van ons geslacht; maar toch, ik, ik kan en mag u niet opofferen. Ik… ik vergeve u alles, Mylord!" hernam hij luide. Daarop wendde hij zich tot Norrits en Wilkes:

«Mijne heeren! ik bid u, ontsla Mylord!… ik zal niet zeggen dat ik hem onschuldig houde, schoon ik niet weet wat gij hem te laste legt, maar in ’t einde…, onze verwantschap dringt mij hier tusschenbeide te komen."

»Dit is dus wel zeker Lord St.range, en gij, Mylord! herkent; hem daarvoor?" vroeg Wilkes met zekeren nadruk.

»Mij dunkt, Sir! ik heb mij op dit punt verklaard," hernam de Graaf met hoogheid

»Nu dan, Mylord Strange! in den naam van Hare Majesteit, en van den Gouverneur-Generaal, gij zijt mijn gevangene," sprak Wilkes, »en gij, Graaf van Derby! wil dit verschoonen; er is hier te Utrecht en elders te veel gebeurd, daarin uw verwant suspect is, dan dat ik hem de vrijheid kan laten, Alleen daar het niet meer een onbekenden avonturier geldt, maar eene personaadje van deze kwaliteit, zullen wij ons onthouden van rechtdoen, en simpellijk Mylord Leycester hiervan adverteeren, om daarna te handelen zooals deze zal bevelen."

Fabian scheen eene wijle verpletterd onder die uitspraak; men zag hem inéénkrimpen als onder eene pijnlijke gewaarwording; de Graaf van Derby haalde de schouders op en schudde droevig het hoofd, maar scheen den schuldige op te geven, Fabian zelf gaf toch nog niets op; weer had hij zich hersteld en zijne tegenwoordigheid van geest herkregen. Hij wendde zich tot Norrits, en fluisterde hem op scherpen, gejaagden toon in:

»Ik heb de bewijzen in handen van eene zekere alliantie, door dames aangegaan, daarin uwe Walburg ook betrokken is. Bewerk mijne loslating of ik zal spreken…"

»Ik wil eerst zien, of gij weet te zwijgen; daarna reken op mij " hernam Norrits op denelfden toon, en luid hernam hij: