Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/67

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zijde is gebleven en hierheen heeft weten te komen. Hij heet Hemon Tiry, ’t is een kapitein zonder compagnie…"

»Mij is kapitein Hemon Tiry goed; beloof hem mijnentwege eene compagnie, zoo hij hoffelijkheid met strengheid jegens dien gevangene weet te paren…"

»En nu, Sir Thomas! wat beveelt Uwe Edelheid omtrent den boekverkooper Jan Cornelisz.?" sprak de hofmeester van het Duitsche Huis, die binnentrad.

»Dat hij vooreerst in hechtenis blijve, tot zijne zaak zal onderzocht zijn…"

»Hij bidt ootmoediglijk, dat zijne dochter tot hem toegelaten mag worden."

»Kent gij het meisje?" vroeg Wilkes aan Norrits.

»Een zacht, onnoozel kind, nauw zestien jaren oud…," sprak deze.

»Geef hem hoop op die vertroosting," sprak toen de gezant tot den hofmeester.