Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/66

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

geweest, tijdens het gezantschap van doctor Dale… Uit het graf verrezen, vertoonde de ongelukkige zich aan mij, nog bijna een doode, en in den jammerlijksten toestand…"

»Oh, horror, horror!" riep Norrits, met een blik, vlammend van verontwaardiging. »En men zou den pleger van dien gruwel niet haten…?" Wilkes haalde de schouders op.

»Er waren ook groote gruwelen te straffen, Sir John! en beperkt in de middelen daartoe, wordt er eer op de zekerste en geheimste gezien, dan op de zachtste… Maar genoeg van dit, het is beter er af te zwijgen…"

»En gij houdt dus voor zeker, dat master Fabian…?"

»Met gunst, neen! Ik houd niets voor zeker, wil niet eens helder zien in deze zaak, vóór ik tijding heb uit Engeland, hoe te handelen. Aan bedriegers en avonturiers van allerlei aard en rang ontbreekt het in deze verwarde tijden niet. Ik weet alléén, dat wij in master Fabian eene boosaardige en uiterst suspecte personaadje in handen hebben, en dat wij te zorgen hebben, tegen ranken ter ontvluchting op onze hoede te zijn. Hiertoe reken ik op uwe medewerking, Sir John!… die gij geven zult, als gij indenkt, hoe die master Fabian zich uit over de Koningin."

»Waar het Hare Hoogheid geldt, zal ik geenszins nalatig zijn, Sir Thomas! en nu om te beginnen,… Ik vertrouw dien luitenant niet; ’t is een vreemdeling, een Italiaan, eerst kortelings hier met een vendel voorzien, men weet niet recht hoe, of bij wiens tusschenkomst; en ik meende op te merken…"

»Dat er kennis bestond tusschen Fabian en hem. Ik ook, heer en vriend! dies zullen wij een ander tot zijne bewaking stellen,… iemand van uwe officieren…?"

»Ik ben niet zeker van hen…: maar ik heb een eerlijken en trouwen man, die na de overgave van Deventer aan onze