Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/74

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Ja," antwoordde Nicolaas, met eenige verlegenheid; doch snel zich hervattende, voegde hij er bij met een glimlach: »Wees gerust, het betreft niet den nieuwen eed."

»Ik heb er u mijne opinie over gezegd, jonker Nicolaas! maar dring niet verder; gij zult daarin met uwe eigene consciëntie te rade gaan," zeide Wijndrik ernstig.

»’t Kan zijn. dat ik van opinie wissel…; een mensch is… veranderlijk," sprak de jonge baron.

»Toch niet in alles?" fluisterde Ada zacht, als bij eene bede de oogen naar hem opheffende.

»Behalve, waar men eens eene engel, als Ada Rueel, teerheid en trouwe heeft beloofd!" sprak de Maulde, even de knie buigende, en hare hand nemende om die te kussen.

De jonge hopman was onbeschrijfelijk bevallig in die houding: zijne lange gitzwarte lokken vielen in weelderigen rijkdom langs zijn hals, over den platten linnen halsboord heen; zijn schitterend krijgsmansgewaad van kersrood satijn, met menigte van insnijdingen gesierd, met goud galon geboord, en die wit satijnen dofjes deden uitkomen, kleedde zijne slanke en edele gestalte zóó vorstelijk, en scheen zóó geëigend aan zijn schoon en fier gelaat, nu door sterke, strijdige aandoeningen hooger gekleurd, terwijl zijne oogen weer schitterden met vroegeren glans, dat het Ada was, of ze hem nooit nog dus wegsleepend schoon had gezien, en juist in dit oogenblik overviel haar een angst, dien zij eenigszins lucht moest geven in woorden. Zij trok hare hand uit de zijne, en terwijl zij beide handen op zijn voorhoofd drukte, sprak zij met gesmoorde stem:

»God hoede u voor wankelen, Nicolaas!…"

Hij zelf scheen getroffen door dien zieleangst, dien zij uitte niet als wantrouwen, niet als ongeloof, maar als vreeselijk somber voorgevoel. en zijn afscheid was onder dien indruk teeder en ernstig, terwijl hij haar troostend zeide: