Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/157

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Waar is uw vader, mijnheer Amelisz, waar is Monsieur de la Rivière?"

»Mijn vader laat zich bij Uwe Genade ontschuldigen, hij was zeer vermoeid van den tocht en is gaan rusten. Monsieur de la Rivière heeft zich naar zijne eigene kamer begeven om te werken… zoo ik wel heb verstaan, althans hij heeft verlangd dat men hem niet zoude roepen tot het avondeten, waarmede wij gewacht hebben tot de terugkomst van Uwe Genade…"

»Dat spijt mij, want ik ben vermoeid en heb gansch geen eetlust; wilt mij verschoonen. Goedennacht, mijne Heeren! Hendrik, tot morgen!"eindigde hij, dezen de hand toestekende, »ik zie u immers vroeg?"

»Zoo vroeg als het mij mogelijk zal zijn, Jonker!" hernam Hendrik met eenig ceremonieel; maar terwijl hij de deur voor den jongen. Graaf opende, fluisterde hij hem toe: »ik kom niet voor de les van Molinæus, en dat om redenen; morgen zeg ik u meer."

Floris knikte tot bewijs, dat hij begrepen had en stormde met drift de trappen op naar zijne kamer. Hij vond er Allendorff, zijn Duitschen kamerdienaar, te zijner bediening, maar hij zond hem weg; hij wilde alleen zijn, hij wilde zijne gedachten verzamelen, met zich zelven te rade gaan; hij bleef eene poos in gepeinzen verdiept; hij had te worstelen met allerlei strijdige aandoeningen, met besluiteloosheid, met innerlijken trots, die opzag tegen schuldbelijden, en niet het minst met het diep ontzag dat de man hem inboezemde, die nog meer zijn gemoed beheerschte, dan hij zijne uiterlijke daden bestierde, en tegen wien zijne consciëntie hem zeide, dat hij zich op iedere wijze bezondigd had, al klaagde hij ook luide de grieven, die hij tegen hem had. Hij had zich van hem afgekeerd, hij voelde zich van hem vervreemd, en toch hij had meer dan ooit te voren behoefte om zich uit te storten aan dat getrouwe harte, dat hem begreep en dat hem niet zou terugstooten; maar, hij moest den eersten stap doen, en die viel zwaar, zwaarder dan waar hij een scherpen aanval had af te weren. De strijd duurde kort, hij was fel, maar het goede beginsel zegevierde! »Ik kan toch niet rusten, voor ik hem heb weergezien!" riep de jonge Graaf halfluid en begaf zich met gehaasten stap naar de kamer van de la Rivière. Hij tikte aan de deur, met meer drift dan bescheidenheid. De Fransche edelman opende in alle bedaardheid.