Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/156

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Om mijnentwil, om uw zelfswil, ter liefde van monsieur de la Rivière, doe dat niet! Floris, oefen patiëntie en geef geen oorzaak tot strijd en bitterheid, nu minder dan ooit is het zaak voor u, een scherp wederwoord te geven; ik voorzie groot onheil voor ons allen, als gij dien onwil en die gekrenktheid, die u schijnen te beheerschen in dezen oogenblik, niet weet in te binden!"

»Ik kan u niets beloven, Hendrik, want ik voel maar al te wel dat ik niet in de stemming ben geraakt om van die zijde ietwes te verdragen! Zoo ze achten dat ik schuld heb, mij is groot ongelijk geschied, al overlang, en zoo ze mij door verwijten prikkelen, om uit te zeggen, wat me op het harte ligt, zullen ze meer hooren dan hun lief is, want ik voele mij aangegrepen door allerlei strijdige gewaarwordingen, en ik verkeer in een staat van overspanning, die mij moed geeft tot alles!"

Dat had de voorzichtige gouverneur vooruit begrepen en daarnaar had hij zijne maatregelen genomen, hoewel het hem zeker veel moeite moest hebben gekost den Burgemeester te bewegen zich daarnaar te schikken.

Floris stond voor zijn huis eer hij het zelf wist. Hendrik had niet eens noodig den klopper te heffen.

De huisvrouw van den hofmeester had het hoefgetrappel vernomen en de deur geopend! la Fontaine (ditmaal de echte) hielp Floris afstijgen en belastte zich met de paarden. Binnen, getreden in het gewone huisvertrek, werd de jonge Graaf opgewacht door meester Bernardus Zwaerdecroon en Aert Amelisz; de eerste ontving hem op eene wijze, die de verholen blijdschap over het wederzien uitdrukte, doch waarin tegelijk zijns ondanks iets gedwongens sprak, eene rekere verlegenheid met zijne eigene houding, want hij voelde zich toch wel wat gekrenkt, zonder het te willen of te kunnen toonen; de zoon van Amelis Alartsz was beleefd en voorkomend als altijd, zonder gedwongenheid; maar Floris zelf voelde zich niet op zijn gemak; schoon hij met geheime voldoening de afwezendheid van den Burgemeester opmerkte: schoon hij niet zonder opzien dacht aan de eerste ontmoeting met zijn gouverneur, kwam de afwezendheid van beiden op dit oogenblik hem toch al te onnatuurlijk voor, hij voelde zich daardoor ontrust en pijnlijk aangedaan, en hij vroeg met zenuwachtige heftigheid: