Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/172

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ik was gisteravond gezind om… ik weet niet wat al uit te zeggen… dat mij nu min gepast, en zelfs nutteloos voorkomt; ik heb u toen, als ik vreeze, met een enkel woord reeds gekwetst; gij hebt mij het voortgaan verhinderd… het vertrouwen afgewezen, dat ik had willen schenken, en gij hadt gelijk… ik zie het nu in — een onderhoud als waartoe ik toen moed en kracht voelde, behoort nimmer plaats te vinden tusschen ons."

»Ieder onderhoud kan en moet plaats vinden tusschen u en mij, dat ons nader brengt bij zulke vervreemding, als ik voel dat er is ontstaan. En wat het andere betreft, Floris, overmoed is geen moed, en opwinding geene kracht; ik heb u dat toen aan u zelven bewezen; slechts als men kalm is, kan men waarlijk moedig en krachtig zijn; zóó spreek nu."

»Ik smeek u, dring mij niet, mijnheer, want ik voele het maar al te wel, ik mis zelfs nu de noodige kalmte, die… woorden doet wegen en uitdrukkingen matigen," hernam Floris, die van zijne zoete droom en afgeleid, nu volkomen bij het gesprek was, en bij wien de oorzaken van zijne geheime verbittering opnieuw hunne pijnlijke prikkelen deden voelen.

»Ik vraag niet naar vormen, Floris, ik zal niet achten op uitingen in ’t vuur van ’t gesprek, in de hitte der uitstorting aan de tong ontglipt; maar ik eisch openhartigheid, ik verlang vertrouwen, en — ik heb er recht op."

»Neen, neen! dat hebt gij niet!" riep Floris nu met een gloed van fieren toorn in de oogen en op het voorhoofd. »Vraag geene openhartigheid, geene eerlijkheid, geen vertrouwen van een die gekweld wordt en verdrukt, zooals ik! Predik me gelatenheid, breng me tot berusting, eisch onderwerping, ik zal er mij opnieuw toe schikken… zoolang het mij doenlijk is… maar zeg niet dat gij recht hebt op dat eenige, wat ik aan deze verdrukking kan onttrekken: mijne gedachten… mijne… geheime smart?"

»Valt datgene, wat gij verdrukking noemt, u waarlijk zóó zwaar , Graaf?" vroeg de la Rivière zacht en deelnemend.

»Ondragelijk, mijnheer!" barstte Floris uit

»Sedert wanneer?" vroeg de la Rivière schielijk.

Floris zweeg.

»Kan het ook zijn sedert gisteren?"