Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/177

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gij mij wantrouwt? heb ik in lankmoedigheid te kort geschoten, heb ik u een enkel hard verwijt gedaan over het gebeurde van gisteren."

»Neen, dat hebt gij niet, en dat is goed ook, want…"

»Gij zoudt geene lijdzaamheid hebben gehad. Pauvre cher enfant, ik begreep dat! het was zeer verklaarbaar, en… verschoonlijk, ik althans heb dat zoo opgevat, en gezorgd dat niet anderen… die… anders zagen, u kwetsten in onverstandige gekrenktheid."

Floris hief het hoofd naar hem op en glimlachte even. »Ik dacht wel dat die schikking… van u was…"

»Ik moest dit niet hebben gezegd, maar ik wil dat gij er uit zien zult, hoe ik uwe behoeften tracht te gevoelen en te voorkomen; opdat ge welovertuigd zoudt zijn, dat ik ook het drukkende van uw toestand begrijp, en er het mijne toe doen wil, om dat te verlichten?"

»Verlichting door u!" riep nu de jonge man met smartelijke bitterheid. »O mijnheer! spreek zoo niet, als ik zelfs niet de achting zal verliezen, die ik nog voor u voele… GIJ moest niet spotten; GIJ moest niet onwaar zijn. Verlichting, ja! ik heb ze gehoopt van u! Wat heb ik al niet gewacht en geloofd van u, en toch wat is er door u gedaan om mij van dat juk te ontheffen; gij die mijne behoeften kunt raden en die weten moet hoe het mij drukt. Wat hebt gij mij aangebracht — verandering in den vormwijziging naar mijn leeftijd die anderen mogelijk verzachting zouden noemen; maar die mij hard valt, omdat ik beter had gewacht van uw kant, en omdat ik U ZELF, U ALLEEN als mijn wezenlijken verdrukker heb onderkend!"

»Sinds wanneer die ontdekking?" vroeg de la Rivière levendig. »Het is geen nieuwe, mijnheer! ik ben er toe gekomen langs den weg der teleurstelling…"

»Is het mijne schuld, dat gij u hersenschimmen hebt gevormd, die ik niet heb kunnen, niet heb mogen verwezenlijken?"

»Mijn geloof aan uwe beloften van vriendschap, van bescherming, hersenschimmen! O mijnheer de la Rivière!" riep Floris smartelijk.

»Neen, daaraan kunt gij vasthouden, wees er zeker van, dat ze echt en waar zijn, zoowel als onherroepelijk. Ik meen ze te volbrengen, zelfs al zoudt gij er niet meer op achten; maar de