Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/178

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

verwachtingen, die gij er op gebouwd hebt, zijn hersenschimmen, die in uw hoofd zijn opgerezen, maar die ik mij niet bewust ben u te hebben voorgespiegeld. Ik heb nimmer beloofd mij met u te stellen tegen hem, dien het uw Heer vader behaagd heeft over u te zetten en gezag te geven boven mij in dit huis! Ik heb u nimmer gerechtigd tot de verwachting, dat ik de orde van zaken hier eenmaal ingezet, zoude omkeeren… Ik heb, zooveel ik weet, nimmer iets gezegd of gedaan, waaruit gij vrijheid hebt kunnen nemen om in mij den man te zien, die met zijn eed kon spelen, en een gegeven woord van geene waarde zou achten!"

»Het spreekt ook wel vanzelf, dat het woord, gegeven aan den regeerenden Graaf van Culemborg, bij u meer gelden moest, dan alle betuigingen en verzekeringen door U gedaan aan zijne lijdende en vervolgde gemalin en aan zijn minderjarigen zoon!"

»Van welke verzekeringen en betuigingen spreekt gij?" vroeg de la Rivière rustig.

»Van welke anders dan van die eener trouwe en genegenheid, die men onveranderlijk zou geacht hebben, en die de hoop dier vrouwe op u moest vestigen, dat gij haar zoon, dien zij in uwe hand had gegeven, tot een beschermer zoudt zijn, tot een waren vader en haar zelve tot een vriend en voorstander!"

»Ben ik dat dan niet voor u geweest, Floris?" vroeg de Fransche edelman met zachtmoedigheid.

»Neen, neen!" riep de jonge Graaf luid en krachtig, of hij een volkomen recht had tot die beschuldiging, »gij zijt een stiefvader geworden, die heult met mijne tyrannen en met hare vijanden."

Er ontsnapte aan den Gouverneur een: malheureux enfant! dat bewees hoe de aantijging uit dien mond hem pijnlijk trof, maar hij bedwong zich ook nu, en vroeg ernstig maar zonder toorn:

»Zegt gij deze dingen uit u zelven, Floris, of… hebben anderen u dat alles ingegeven?"

Floris kleurde sterk, weifelde een oogenblik en hervatte toen: »iemand heeft mij opgedragen u zoo iets te zeggen… integendeel…" hij zweeg een oogenblik, als uit verlegenheid hoe dien volzin te eindigen. De Gouverneur sloeg hem intusschen stilzwijgend en droevig gade. »Ik rade en doorzie uit mij zelven vele dingen, die men niet meent!" eindigde op eens Floris met levendigheid.