Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/182

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gaarne dienen in alles waar ik kan en mag, ik ben haar dankbaarheid schuldig…"

»Dat zegt zij ook! en… zij zegt er bij dat gij het haar niet vergeldt," eindigde Floris met eene schuchtere, fluisterende stem, De la Rivière haalde de schouders op, »ik kan die beschuldiging niet van mij afweren, dan alleen door te verzekeren, dat ik mij bewust ben hare belangen voor te staan en te verdedigen, in alles waar ze niet strijden met de belangen en de bevelen van den Graaf van Culemborg, haar Heer en Gemaal, aan wien ik eed heb gedaan!"

»Ziet ge wel, dan heeft ze toch geen ongelijk met te beweren, dat gij niet genoeg hare zijde houdt."

»Eer het aan die zijde genoeg werd geacht, zou het zeer haast te veel kunnen worden, Floris! maar ik begrijp zeer goed dat al zulke insinuatiën indruk moesten maken op u, en te meer daar ik u, in den beginne vooral, meer de kracht dan de mildheid mijner liefde heb moeten toonen…"

»Toch vergiste ik mij daarin niet! dat mag ik u verzekeren, mijn welbeminde vriend! dat ik ben aangevangen met geloof aan u, met een onbegrensd vertrouwen, maar…" hij aarzelde opnieuw.

»Eh bien! du courage mon cher," sprak de Gouverneur bemoedigend, »gij hebt immers mijn woord dat ik u in dezen niets ten kwade zal duiden."

»Welnu mijnheer, gij zult mij toestemmen, dat ik al te veel belang had bij de bewijzen voor mijn geloof in u, om… er op te kunnen teren zonder uitkomsten te zien."

»Dat stem ik u toe, en ook, dat uw geloof op zeer zware proeve is gesteld. Hetgeen ik van u afweerde, moest u verborgen blijven; wat ik u niet kon sparen, kwam u toe als uit mijne hand."

»En daar ik altijd heb vermoed, wat gij mij nu hebt vertrouwd, dat gij niet eenswillend zijt met hen, die mij verdrukken, dat gij niet als zij gelooft aan de noodzakelijkheid van de genomene maatregelen, noch die goedkeurt…"

»Gij holt voort op het stokpaardje uwer veronderstellingen, dat alles heb ik niet gezegd."

»Moest ik als vanzelf op de gedachte komen, dat gij wreeder en harder waart dan zij, en — verschoon mij, minder oprecht!"