Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/187

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ontwaardiging, die hij niet machtig was te verbergen, »en… staan al deze… onderrichtingen in de brieven, die mijnheer Zwaerdecroon leest:" vroeg hij, zich hervattende, op een koelen toon.

»Och! mijnheer Zwaerdecroon," antwoordde Floris glimlachend, »die vindt niets zijne aandacht waard dan Grieksch en Latijn; ik geloof daarbij dat het Duitsch van de Gravin hem te geleerd is, want hij ziet mij altijd aan of hij niet heeft begrepen, en als hij maar in ’t postscriptum gelezen heeft: »Groet meester Bernardus," dan is hij ruim voldaan, de goelijke bescheidene man! Die brieven, welke de Gravin mij aanbeveelt te verbranden, laat ik hem nog inzien… daarmee is er aan de voorgeschrevene verplichting voldaan!"

»En die man zou zich met Floris willen afsluiten tusschen zijne folianten, om hem het hart rein te houden!" dacht de la Rivière met ergernis, dan hij zeide alleen: »Ik waardeer de openheid, waarmede gij mij dit alles belijdt… maar gij begrijpt toch wel, Floris, dat het op dezen voet niet kan blijven voortgaan."

»Ja, mijnheer, dat voorzag ik," hernam de jonge Graaf, en daarom… heb ik geaarzeld… maar bij dubbelheid voelde ik toch geene rust. Een openlijke strijd tegen u, of volkomene overgave aan uwe leiding, ik ook begrijp mij geen middelweg… nu gij mij ander inzicht hebt gegeven op u zelven, op uwe handelwijze, nu eerbiedig ik uwe nauwgezetheid te meer, en ik heb het laatste gekozen…"

»En gij zult geen berouw hebben van uwe keuze, cher enfant," sprak de la Rivière levendig. »Het jammert mij alleen dat gij u zóó voor mij hebt kunnen verbergen, want nu ik de bron ken, waaruit al die beroering van uw harte, al dat verzet en die afkeerigheid tegen mij is voortgekomen, begrijp ik mij niet, hoe gij mij dus lang een goed gelaat hebt getoond. Het laatste schrijven van de Gravin is… zoo ik mij niet bedriege toch wel eene maand oud?"

»Maar het zijn juist niet hare brieven alleen, die deze werking hebben gedaan; integendeel, ik geloofde zoo vast aan uwe goedheid, aan uwe gehechtheid aan haar en aan mij;… aan het alles overheerschend vermogen van uw geest, dat ik hare bekommeringen ijdel waande en mij zelven tot geduld maande… waar ik mij teleurgesteld zag, totdat ik ondervond hoe gij…