Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/188

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de nauwgezetheid tot hardheid kondt opvoeren… tot willekeur zelfs… verschoon de uitdrukking… ik moet zeggen wat ik dacht."

»Dat is ook goed, maar ik begrijp mij niet welke ondervinding dat zijn kan, ik herinner mij niet in den laatsten tijd verplicht geweest te zijn u iets te moeten weigeren, dat van mij afhing."

»Gij herinnert u toch wel dat neef Matenesse in de voorgaande week hier is geweest met een verzoek van de Gravin aan u?"

De la Rivière maakte eene beweging van smartelijke verrassing. »Gij hebt dan kennis gehad van zijne boodschap! Wie heeft de onvoorzichtigheid gehad u daarvan te spreken, toch niet mijnheer Matenesse zelf?" vroeg hij hoofdschuddend.

»Neen, mijn neef is heengegaan, zooals hij gekomen is, zonder mij te zien, daar gij dit verlangd hadt. Ik weet het door den Burgemeester!"

»Ik moet u gelooven, Floris! maar het is mij onbegrijpelijk hoe mijnheer Alartsz er toe heeft kunnen komen u mede te deelen, wat hij zoo goed als ik zelf begrepen heeft dat u moest verzwegen worden!"

»Och! ik geloof niet dat hij er het opzet toe had om mij dat te zeggen, maar het is hem in drift ontvallen! In een van die woordenwisselingen, zooals er tusschen hem en mij wel meer plaats hebben… Het was voorgisteren, wij hadden moeielijkheden over den tocht naar Valkenburg; ik, die mij sterk voelde, door de zekerheid die ik had van uwe bewilliging, werd wat ongeduldig over al die zwarigheden, die hij opwierp, over al den omslag, dien hij noodig keurde, en viel wat scherp en wat heftig uit over al ’t verdriet en den last, dien hij mij gestadig aandeed… en… zooals ge begrijpen zult, bij wijze van tegenstelling roemde ik uwe toegefelijkheid, uw kennelijke zucht om mij het leven hier niet zwaarder te maken dan het noodwendig moest zijn! »Ja! prijs vrij uw Gouverneur ," viel hij toen uit, »als gij wist hoe die met u handelt, dan zoudt ge wel anders spreken." Ik eischte natuurlijk eene verklaring van die onbestemde aantijging, mijnheer, en ik vernam toen het overige!"

»Onderneem dan de vorming van een jonk mensch! in gemeenschap met zulk een onhandige," dacht de la Rivière bij zich