Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/193

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Gij zoudt mij mededeelen, hoe zij uw toestand beschouwde," eindigde hij meer ernstig.

»Zij had veel medelijden met mij, maar zij misprees — mijn wantrouwen in u… Zij ontraadde mij in ’t eerst alle oponthoud, en zij keurde de gedachte aan verzet ernstig af."

De la Rivière haalde diep adem, als iemand, die zich verlicht voelt.

»Een voornemen tot verzet was dus bij u opgekomen?"

»Wat zal ik u zeggen, mijnheer, onder die innerlijke verbittering tegen u, nam ik mij ten minste voor, eenmaal moed te grijpen en alle grieven die ik had op eens uit te storten… tegen den raad der Gravin aan…"

»De Gravin had u aangeraden ze te verkroppen?" vroeg de la Rivière met schijnbare onverschilligheid.

»En u wat koelheid toonen," hernam Floris bijna fluisterend, »zij oordeelde, gij zoudt dan uit u zelf wel wat meer inschikkelijkheid voor mij hebben, en rekkelijker worden als het haar gold…"

»De Gravin schijnt mij zeer weinig te kennen, daar zij zulke middelen aanraadt…"

»Och ik zou dien raad ook nooit hebben kunnen volgen… als… alles tusschen ons geweest ware als voorheen, als het… nu weer is,… meent gij, dat de gedachte u onrust en misnoegen te geven, mij dan niet onuitstaanbaar zou zijn geweest? Meent gij dat ik het dan had kunnen uithouden onder die luidruchtige vroolijkheid? Nu was het wat anders, nu gaf ik mij in ’t eerst daaraan over, om mij te bedwelmen over mijne innerlijke wroeging, en later… later, ik moet het u gul uit bekennen, dacht ik aan… heel wat anders."

»Juist, en dat heel wat anders ontstemde u nog meer tegen den man, in wien gij al vooruit een onmeedoogenden tegenstander zaagt. Is het dat niet?"

»Ik heb het mij zelven niet bekend, maar ik vrees wel… dat gij gelijk hebt… ook zal ik u niet beschrijven met welk eene zonderlinge mengeling van schrik, verrassing en spijt ik u wederzag… in de poort bij Leiden. Gij moest mij dan toch wel wantrouwen dat ge mij dus kwaamt bespieden!"

»Neen, Floris, ik geef u mijn woord dat het geen wantrouwen was; maar ik kon het verlangen u weer te zien niet langer be-