Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/212

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Dokter Molinæus, waarheen vervoert u de vriendschap voor mij! Floris moet nooit of nimmer iets weten van hetgeen ik u gezegd heb; ik laat me liever alles welgevallen dan van mijn pupil zulke diensten aan te nemen, dat moest gij van mij begrepen hebben, dacht me!" eindigde de la Rivière, bijna met toorn.

»Juist, omdat men u kent als een man, die groot van harte is en van machtigen geest, zou ik onderstellen, dat zóó geringe verplichting aan uw leerling, die u ook kent, nietwes schaden kon aan ’t ontzag, dat hij u behoort toe te dragen."

»Maar voelt gij dan niet, dokter Molinæus, dat ik gansch geene toegeeflijkheid meer voor hem zou kunnen hebben, als ik mij op die wijze aan hem verplicht zag!"

»Ik zou geene onbillijkheid van u wachten; daarbij als de Graaf eenmaal aan zijne verplichting voldeed, was immers alles weer in ’t evenwicht!"

»Encore!" riep de la Rivière met ongeduld en ergernis, »ik zegge u, mijnheer de dokter, dat ik mij liever laat gijzelen!"

»Een prijslijk voornemen!" maar… als gij in de gijzeling zit, wat wordt er dan van den Jonker?"

De Fransche edelman verbleekte, bracht de hand naar het hart, alsof hij daar schrijnende smart voelde, en scheen een oogenblik als in den heftigsten zelfstrijd; maar hij hervatte zich toch en zeide rustig: »Zoo ver zal het niet komen. Ik ben fier, dat is waar, maar ik zal mij niet laten beheerschen door zondigen hoogmoed, als de Heer van mij wil dat ik het hoofd zal buigen en de hand uitstrekken naar menschenhulp, dan zal ik het doen, alleen niet naar de zijne. Mijn besluit is genomen, ik zal…" de la Rivière zweeg; zij werden gestoord, de kamerdienaar Allendorff kwam aandienen dat twee Fransche heeren vroegen naar: Monsieur Samuel de Lacherniere, Seigneur de la Rivière! »Ik zal ze ontvangen. Leid ze naar mijne kamer, Allendorff," beval deze.

»Het verdere later!" sprak hij tot Molinæus met een handdruk, terwijl hij hem uitgeleide gaf, »ij ziet ik ben zoo welgemoed, als een man het zijn kan in mijne omstandigheden, het belangt toch maar bijzaken!"