Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/261

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Back herwaarts heen te zenden, met de benoodigde sommen, om in alles te voorzien? Als de Graaf nu goedvindt wat ik wensch, dan zal dit zeker een drangreden te meer zijn om Daniël in allerijl af te vaardigen, en… als gij dan goedvindt intusschen de uitnoodigingen te laten doen…"

»Dit, cher Comte, moet ik u afslaan; houd mij ten goede, dat ik geene invitaties laat doen aan personen van zulke kwaliteit, voordat de zaakgelastigde uit Culemborg werkelijk hier is, en ik zekerheid heb van de middelen, om uw feest eenigszins te doen beantwoorden, zoowel aan de achtbaarheid der genoodigden, als aan den rang en de afkomst van den gastheer… "

Floris liet met onlust het hoofd in de hand zinken, en sprak op een neerslachtigen toon :

»Zoo ik uwe meening wel vat, behoor ik mijn verlangen op te geven."

»Mijne meening ligt niet dieper dan zij schijnt, ik wensch alleen dat gij wat geduld zult oefenen en niet tegen recht en rede aandringen op nutteloozen spoed; mij dacht ik gaf u zeer geldige redenen voor mijn uitstel, kunt gij mij even geldige opsommen voor uw haasten?"

»Ze zijn het voor mij… Professor Scaliger heeft mij dezen morgen een geheim ingefluisterd, dat… welhaast voor niemand een geheim meer zijn zal: namelijk, dat de curatoren voornemens zijn onzen wellieven dokter Molinæus te benoemen tot Buitengewoon hoogleeraar, en hem het onderwijs in de logica op te dragen, voor zoolang hij hier te Leiden zal willen vertoeven; daar ik als zijn leerling meer bijzonder tot hem in betrekking sta…, daar hij… uw vriend is… wenschte ik zoo mogelijk uit die benoeming aanleiding te nemen tot mijn feest, of er hem althans de eere van te doen… mij dacht dat zou den achtbaren Junius, mijns vaders vriend, en Scaliger, en mijnheer Dousa wel aangenaam zijn…

»Dat is een inval, zooals ik ze met vreugde in mijn welbeminden Floris zie opkomen, en uw reden, cher Comte, is zoo geldig in mijn oog dat ik er voor zwichten zou, indien… de stoffelijke bezwaren even licht waren te buigen, maar eilacen! zij wijken niet voor overtuiging…"

»Mijn Hemel, moeten wij ons dan door die armhartige stoffelijke bezwaren laten afschrikken van hetgeen goed en noo-