Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/264

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

opvatting had kunnen rekenen, »considereer toch dat er omstandigheden kunnen zijn van zoodanige overwegende macht."

»Hier valt gansch geene consideratie te gebruiken! schadelijke middelen mogen nooit gebezigd worden, zelfs niet tot een goed doel… Hebt gij het ongeluk gehad u er reeds aan te vergrijpen?" vroeg de Gouverneur op een toon, die zeer weinig geschikt was een toestemmend antwoord uit te lokken, voor ’t geval dat de waarheid dit vorderde.

Ook antwoordde Floris schielijk, hoewel in eenige verwarring, en wat kleurende: »Ik mijnheer!… waarom ik? Hoe denkt ge dat van mij, ik gaf het u immers slechts in overweging? ik kon wel niet gissen u daarmede zoozeer te mishagen… als ik tot mijn spijt zie dat ik gedaan heb…"

»Gij hebt gelijk Floris!" hernam de la Rivière, zich hervattende, en nu meer kalm, »ik gaf u daar het kwade exempel eener voorbarige onrust met al te groote hartstochtelijkheid uitgedrukt, vergeef mij dat…" hij reikte hem de hand, »en zoo ’t u zwaar mocht vallen dat te vergeten… zoo blijf er aan gedenken, om er tevens den maatstaf in te zien van mijne bekommerdheid, dat gij u tot deze of dergelijke middelen zoudt laten vervoeren."

»Nimmer meer, wees er wel gerust op, nu ik weet in welke mate zij u tegen zijn," sprak Floris, de hand aan de lippen brengende.

»Ik kan op die belofte rekenen, niet waar?" sprak de la Rivière zacht en hem in de oogen ziende, met eene uitdrukking van bezorgde teederheid, »gij weet niet… gij kunt niet weten, zoon mijner ziele, tot welke diepe smarte en beschaming het mij zijn zoude, zoo gij onder mijn bestier zijnde op zulke wegen kwaamt te dolen…"

»Verban nu toch die zorge, wellieve vriend! gij hebt mijn woord, en gij weet dat ik het houden kan," eindigde Floris met een zucht, en eene diepe zwaarmoedigheid scheen hem te overvallen, die hij echter overwon, om op een zorgeloozen toon te vervolgen. »En waarvoor zoude ik nu toch mijne belofte schenden? de occasie uitgezonderd, daaraf wij spraken, is het mij vrij onverschillig of ik geld heb, of niet. In alle mijne behoeften moet toch worden voorzien, ik bekommer mij dies niet, mijne vermaken… gij weet zelf wat ze zijn… de simpelsten zijn me de liefsten, ik heb in