Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/339

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

XII.

Wij zijn eenige dagen verder in Juni, de twaalfde of de dertiende, niemand zal aan den juisten datum hechten, onderstellen wij. Onze Graaf is alleen in zijn vertrek, naar den eenvoud dier tijden »de schoolkamer" genaamd, maar hij zit niet te werken; hij staat bij de deur, die hij een vingerbreed geopend houdt en gluurt door die reet… geene grafelijke occupatie voorwaar, maar… zij heeft hare verontschuldiging. Het geklikklak van zekere muiltjes met houten hieltjes laat zich hooren in de gang. Floris steekt het hoofd naar buiten en roept halfluid: »Francijntje, Francijntje!"

»Ik heb geen tijd, Jonker!"

»Toch wel om mij even de hand toe te steken," smeekte hij op dringenden toon.

»Om u te groeten dan!" en het lieve handje wordt hem toegereikt, onvoorzichtiglijk, want op hetzelfde oogenblik wordt het prijs gemaakt, terwijl Floris spreekt: »Och, Francijntje! wil me even te woord staan."

»Neen, Floris! Ik mag u geene distracties geven, zooals monsieur Rivière dat noemt."

»Ik heb niets te doen, ik heb anderhalf uur met Zwaerdecroon overgebracht, ik mag wel eens ademhalen, ik heb nog een vol uur voor mij eer le cher Scaliger mij wacht."

»Dankje, Jonker! Wat ik hier te doen had, is verricht… en… "

»Dan hebt ge, immers den tijd? kom toch binnen… ik heb u wat te zeggen."

»Dat ken ik! Als ik mij daar nòg door verschalken liet, het komt al te maal op niets uit."

»Neen, heusch Francijntje! ’t is wel luisterens waard, maar als gij daar staan blijft, durf ik niet spreken."

»Zoo zal ik het te middag hooren."

»’t Is nog heel onzeker of tot we elkaar te middag zullen zien!" sprak hij verdrietelijk.

»Dan morgen, bij den tocht naar den Valkenburgschen molen." fluisterde zij bevredigend.

»Dat is het juist, Fransje! van den tocht naar den molen komt niets."