Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/340

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Is ’t meenens, Floris?" vroeg zij, kennelijk onaangenaam ge troffen, en de kamer binnentredende, zonder er aan te denken, dat zij zich niet moest laten ophouden.

»Zou ik spotten met mijn eigen bitter verdriet! Ik herhaal U wat de la Rivière mij gisteren heeft aangekondigd; hij kost beter zijn tijd te kiezen voor kwaad nieuws, dacht me. Ik heb er te nacht niet van konnen slapen…"

»’t Is mij onbegrijpelijk!" zei Francijntje, »Oom Jeremias was al geadverteerd en moei had mij genood (zooals we wel dachten) om haar behulpzaam te zijn bij de ontvangst; ze zag zoo op tegen den Franschen Gouverneur."

»Ze zal er nu geen last van hebben, ongelukkiglijk!"

»Gij hebt hem zeker oorzaak tot misnoegen gegeven, Floris!"

»Neen, Francijntje! wezenlijk niet. Daarbij om eene kleinigheid zou hij mij niet in ’t harte tasten… dat weet ik wel… zooveel te erger, want nu zie ik er geene remedie op… Gij begrijpt wel, dat ik explicatie vroeg van zoo hard besluit; er volgde geene andere dan een: die fantasie moet ge uit het hoofd zetten, en daarmee was ’t uit. Alsof me dat licht zou vallen, Francijntje! In geen acht dagen die zoete recreatie genoten van een buitentoertje met u, en nu zulke teleurstelling! ’t Is om er krank af te worden!"

»Neen, Floris! men wordt niet krank als men wil, en gij moogt met krankte niet spotten!"

»En gij, Francijntje! gaat u dat dan niet ter harte?

»Grootelijks, Jonker! en ik verpijn mij om er de oorzaak voor te vinden…" sprak zij, en was in hare verslagenheid gaan zitten, of ze rust behoefde…

»Mogelijk zal hij het u zeggen, gij zijt de vertrouwde…!

»Wanneer komt mijnheer de la Rivière thuis?" vroeg zij met een zucht.

»Dit wist hij zelf niet te bepalen, daarom zei ik dat het onzeker was, af wij elkaar te middag zien zouden, daar ik heb moeten beloven niet bij u te gaan in zijne absentie. ’t Is wel eene tyrannie melieve! doch…"

»Neen, ’t is wijze voorzorg… daar zijn zooveel kwaadtongige luiden… maar weet ge niet waarom mijnheer de la Rivière, naar den Haag is? mij heeft hij alleen met een woordje verwittigd, »dat ik hem heden niet treffen zou, en dat hij mij verzocht