Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/345

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»En die is?" vroeg Francijntje angstig.

»Zekere Joost Vossenraede, de hopman van de burgerij, die indertijd gefungeerd heeft voor kapitein van de lijfwacht, zoo ’t heette te mijner bescherming, te midden der Culemborgsche troebelen; maar die bovenal gebruikt werd om mijne persoonlijke vrijheid in banden te leggen… genoeg, ik was wat verwonderd die personage hier te zien, en te meer daar hij begeleid werd door Leenaersz, die zich excuseerde van zijne terugkomst uit een nieuwen last van mijn vader, dien hij den Burgemeester had te communiceeren. Joost Vossenraede, een houw en trouw man, doch wat plomp, zei ronduit, gezonden te zijn met beleid van den Culemborgschen magistraat, om mij te beschermen in cas van perikel, daar het gerucht van de woelingen en rumoersche zeden der studenten tot in onze goede stad was doorgedrongen. Ik barstte uit in lachen, toen de man van die onrust mijner toekomstige onderdanen gewaagde. Denk ook eens in, Francijntje! ik blootgesteld aan de perikelen der nachtelijke vechtpartijen van de studenten. Ik! die een leven leid als… een jong meisje; die na het luiden der poortklok nooit verder kom dan van uw huis tot het mijne, en die bij avond nooit een voet op straat zet, dan begeleid door mijn Gouverneur! Terwijl nog daar te boven de ordre van dit huis medebrengt, dat elk en iegelijk die hier inwoont, klokke tien binnen moet zijn, en tegenwoordig bij den huiselijken godsdienst en het avondgebed, waarbij de la Rivière voorgaat!"

»Dat is goede tucht!" zeide Francijntje, gesticht door zijne voorstelling.

»Ik zegge daar niet tegen, ik bedoelde alleen dat op zulke wijze de suppositie mijner goede Culemborgers, dat ik zoude geëxponeerd wezen of handdadig zijn aan de nachtelijke baldadigheden der academische jongelingschap, al vrij ongerijmd is, en belachelijk mag genoemd worden!"

»Als die luiden dat alles zoo niet weten, hoe het bij u in huis toegaat, dan is hunne vrees toch niet al te dwaas. Het klinkt het heele land door de straatschenderijen en onzinnige woestheden, die deze jongelieden hier tot Leiden plegen! Wij burgers lijden er groote last en onrust af, en zij zelven niet weinig schade en schande. Hunne krakeelen eindigen vaak in moord en doodslag, op zulke wijze, dat onze magistraat al het dragen van wapenen