Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/353

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Wees zoo goed eenigszins juister te determineeren, wat gij door schuldige toegevendheid verstaat, heer Burgemeester," hernam de la Rivière bedaard, terwijl hij zijne pistolen vóór zich op de tafel legde met die zekere behoedzaamheid, die bewees dat ze geladen waren; daarop vervolgde hij: »Houdt mij ten goede dat ik intusschen ga zitten. Ik ben in één adem doorgereden; het stof van den heerweg steekt me in de keel, ik ben moede en aemachtig, ik zou zeer dankbaar zijn, zoo iemand zich de moeite wilde geven mij aan een beker water te helpen."

Misschien oordeelt men dat de Gouverneur geen gepast oogenblik koos om zijne eigene behoeften op den voorgrond te stellen; maar het bleek toch zoo onhandig niet, want de jonge Graaf liep zonder eenige aarzeling de kamer uit om het verlangde te halen; hij voelde dat de tegenwoordigheid van bedienden moest vermeden worden. Die afleiding kon in geen geval schaden. Ook toen hij keerde, was de moed der opwinding, die hem bezield had, reeds aan ’t zinken, en maakte plaats voor zeer drukkende bijgedachten. De la Rivière had van zijn afwezen gebruik gemaakt om tot Alartsz te zeggen:

»Zou ik u mogen vergen, Mijnheer! mij een verslag te geven van het voorgevallene, zoo het zijn kan zonder begeleiding van zoodanige verwijtingen, tegen mij of tegen anderen als waarmede gij zijt aangevangen. Zij leiden alleen, ten nadeele van ’t gemeen belang, om mijn respect te krenken, en den jongen Graaf tot uitersten te voeren! Indien hier schuld is, indien hier mijne schuld is, wil ik die volgaarne belijden en op een voegzaam moment mijne gansche handelwijze uiteenzetten; maar nu, wees voorzichtig; zoo ik mij niet bedriege, is de situatie van dien aard, dat zij alleen door de volkomenste kalmte kan beheerscht worden.

»Het gebeurde is van dien aard, Mijnheer!"antwoordde Alartsz wrevelig en mismoedig tevens, »dat er al niets meer aan te doen is. Wilt gij het alevel met uwe miraculeuse bedaardheid beproeven, mij is \’t wel, ik zal er mij buiten houden, alleen verg van mij geene kalmte, waar de eere en welvaart van den huize Culemborg op het spel staat, ja als verloren en totaallijk geruïneerd moet beschouwd worden!"

»De Heer Burgemeester is wel hard in zijne uitdrukkingen; de eere en de welstand van den huize Culemborg zijn in mijne