Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/352

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

oogenblik hij was onderdaan, en de jonkman was Heer, was een zoon van dat bloed, waarvoor hij zijn eigen bloed had willen storten; hij kon hem krenken, hij kon.hem bespieden, hem tegenstaan, hij kon hem desnoods opsluiten! maar de hand slaan aan zijn persoon; dat kon hij niet.

»Floris! Floris! ik verlang te gaan, laat me, terg dien man niet!" riep Francijntje met eene gesmoorde stem; maar de jonge Graaf liet zich niet afbrengen van zijne tactiek, en verplichtte haar door een zwijgend gebaar, altijd dieper op te gaan in het vertrek.

»Gave God! dat er uitkomst kwame, gave God! dat monsieur de la Rivière hier ware!"verzuchtte zij in den angst haars harten.

Die bede werd verhoord; de la Rivière trad binnen, en hij niet alleen, Aart Amelisz, die tegelijktijdig met hem was thuisgekomen, volgde hem; Zwaerdecroon was door zoo’n klein gerucht niet uit zijne studiën op te schrikken!

De Fransche edelman had geheel het voorkomen van iemand, die een langen vermoeienden tocht heeft afgelegd; hij was gelaarsd en gespoord, hield eene rijzweep in de hand, en droeg ’t behalve zijn degen, twee pistolen in zijn bandelier; gansch geene onnutte voorzorg te dier tijde van iemand, die, hetzij in den nacht, hetzij in den vroegen ochtend, in de verplichting was geweest voor een deel den weg te nemen door het toen nog zoo onveilige Haagsche bosch.

»Floris, zijn Gouverneur ziende, liet onverwijld zijne heldhaftige pose varen; Francijntje vrijgelaten, liep dezen schielijk te gemoet alsof zij zich onder zijne bescherming wilde stellen.

»De Heer zij geloofd, dat gij hier zijt!"riep zij nog geheel onder den indruk van de doorgestane angst en smarte.

»Ik ben alleen wat verwonderd u hier te vinden!" sprak hij halfluid op een toon, die niet precies voor eene vriendelijke begroeting kon gelden; hare tegenwoordigheid, de strakke houding van Floris en den Burgemeester, zeiden hem genoeg om hem iets van de waarheid te doen raden, en met een haastigen stap het vertrek dieper intredende, vroeg hij, na die beiden beurtelings te hebben aangezien: »Wat valt hier voor?"

»Niets anders dan wat gij door uwe schuldige toegevendheid hebt voorbereid!" gaf Alartsz ten antwoord.