Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/356

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»En toen hebben mijne jongelieden hun tijd verpraat en verbeuzeld, als ware kinderen, die zij zich betoond hebben te zijn; ik kan mij zeer goed voorstellen hoe dat toegegaan is; maar dat neemt niet weg, Floris, dat ik u zulk loszinnig overtreden van mijne voorschriften zeer kwalijk afneem. Schaam u! monsieur le Comte, mijn afwezen te gebruiken om vooral het tegendeel te doen van ’t geen ik had aanbevolen… Voorwaar, ik meende dat wij met zulke manieren voor goed hadden afgedaan; het zijn van die, waarvoor men een knaap van twaalf jaar in penitentie zoude stellen, en zóó ongepast van u tegenover mij, dat ik mijnerzijds de gelijkstelling, waarnaar gij schijnt te streven, behoorde te voltooien… wat dunkt u?"

De Gouverneur scheen er ditmaal een zonderling opzet in te leggen om den jongen edelman, dien hij gewoon was boven zijn leeftijd op te heffen tot de proporties van een schoolknaap terug te zetten, en Floris droeg die vernedering met eene lijdzaamheid, die het levendige Francijntje in alle vrijheid opgegroeid, en wier vorming meest had bestaan in self-education, nauwelijks in hem kon dulden, en die haar tot overwegingen bracht niet precies gunstig voor haar jeugdigen verloofde. Hetgeen zij daar voor zich zag, kon haar geen schitterend denkbeeld geven van den steun en de bescherming, die zij van dezen te wachten had, en hoeveel achting zij ook had voor de la Rivière, zij vatte een geheimen onwil tegen hem op, omdat hij haar jeugdigen vriend, wiens moed zij nog pas had bewonderd, zulk eene jammerlijke figuur liet maken. Misschien was het juist om haar dien indruk te geven, dat de Gouverneur haar getuige maakte van een tooneel, waarbij zekere illusies noodwendig moesten wegvallen; vermoedelijk was dit niet zijn eenig doel en trachtte hij Floris door beschaming terug te brengen tot dat volkomen besef eener afhankelijkheid, in zoo scherp contrast met de eigendunkelijke daad, die hij zich had veroorloofd, dat de ongerijmdheid van zijn bedrijf hem zelf treffen moest, en hij den moed zou verliezen om voor zijn coup de tête uit te komen en zeer dankbaar zou zijn, zoo men daaraan eene wending gaf, die hem meer grievende verwijten spaarde en van moeielijkheden onthief, waartegen hij toch niet zou kunnen opworstelen. Zoo Floris het redmiddel aangreep, waartoe men hem den weg zoude wijzen; zoo hij zijne eigene daad verloochende, al ware het ook slechts door zwijgen, dan