Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/357

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

was er niets verloren, en de la Rivière rekende er wel op, dat hij de zelfstandigheid miste dat af te wijzen; de Gouverneur vergiste zich zooals Francijntje zich vergiste, in de lijdzaamheid van Floris. Hier was minder zwakheid dan zij meende. Zeker, hij was al te gewoon aan de leiding van die vaste hand, die nu op hem drukte, om zich daartegen te verheffen, zelfs al trof hem pijnlijk haar ongewone klem; maar hij plooide zich uit plichtbesef, hij voelde het, hij had geen recht tot verzet tegen zijn Gouverneur, zooals hij dat achtte te hebben tegen den Burgemeester, en de eerste had oorzaak tot misnoegen, al had hij dat anders kunnen uitdrukken dan hij nu deed; en het diep ontzag, dat deze hem inboezemde, de teere aanhankelijkheid, die Floris aan hem verbond, maakten het den jonkman mogelijk zich te buigen zonder laagheid al deed hij het tevens met de zekerheid, dat in opstand komen roekeloosheid ware geweest; hij raadde het, de Gouverneur liet zich niet vervoeren om tot hem te spreken, zooals hij nu deed door eene opwelling van drift en gramschap, zooals Alartsz, dien men dan ras overblufte door eenig moedbetoon; maar daar was overleg, koel beraad, parti pris, in de houding, die hij hem zag aannemen en het was bijgevolg een onbegonnen strijd zich met dezen te meten; een nuttelooz,e ook, en die zeer zeker eene vernederende nederlaag zou kosten, eer het tot dien anderen strijd kwam, waarvoor Floris zich had aangegord, en waarvoor hij zijne krachten nog moest sparen; daarbij hij had de vaste overtuiging, dat de la Rivière geene andere dan goede bedoelingen kon hebben, al nam deze ook een gansch ongewonen weg om ze te bereiken, en al begreep hij niet, welke het konden zijn. Ook sprak niet het meest de grieve der beschaming uit de verslagene houding, waarmede hij zwijgen bleef, maar veeleer smartelijke verwondering uit den blik, dien hij naar den Franschen edelman ophief, als wilde hij hem vragen: »Waarom doet gij mij dit?" En zonderling, de la Rivière wendde het hoofd af, als kon hij dien zachten, droeven aanblik niet dragen. Het zwijgen duurde nog voort.

»Antwoord mij!" gebood de Gouverneur met eene forschheid, in hem te ongewoon, om niet wat gemaakt te zijn.

»Wat zal ik zeggen…" bracht Floris uit met eene gesmoorde stem, »ik ben schuldig; maar niet aan een opzet om u te desobedieeren; geloof mij toch! toevallige omstandigheden hebben er